Summary
English
Detailed Translations for pick off from English to Dutch
pick off: (*Using Word and Sentence Splitter)
- pick: plukken; oogsten; binnen halen; kiezen; uitzoeken; selecteren; uitkiezen; schiften; uitpikken; ziften; selectie toepassen; peuteren; pulken; houweel; klover; kluiven; knauwen; verkiezen; selectie; knagen; knabbelen; uitverkiezen; peuzelen; uitverkoring; orderverzamelen
- off: uit; weg; vanaf deze plaats; klaar; gedaan; af; gereed; beëindigd; volbracht; fout; verkeerd; mis; foutief; ernaast; onjuist; ten onrechte; onwaar; eraf; ervandoor; ervantussen
pick off:
Translation Matrix for pick off:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | pluck; pull off; tweak |