Interglot - "summoning" translated from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

summon:
- oproepen; ontbieden; laten komen; tevoorschijn roepen; aanmanen; aanmanen tot een verplichting; sommeren; manen; dagvaarden; voor het gerecht roepen; dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht dagen
- dagvaarding
Wiktionary:
- summon → bijeen roepen, ontbieden, dagvaarden
- summon → ontbieden
- summon → noemen, heten, opnoemen, roepen, opbellen, benoemen, appeleren, een beroep doen op, aanroepen, oproepen, praaien

English

Detailed Translations for summoning from English to Dutch

summoning:

Translation Matrix for summoning:

Noun	Related Translations	Other Translations
-	evocation

Synonyms for "summoning":

evocation; conjuring; conjuration; conjury; invocation

Related Definitions for "summoning":

calling up supposed supernatural forces by spells and incantations¹

summon:

to summon verb (summons, summoned, summoning)

to summon (call up)
oproepen; ontbieden; laten komen; tevoorschijn roepen
- oproepen verb (roep op, roept op, riep op, riepen op, opgeroepen)
- ontbieden verb (ontbied, ontbiedt, ontbood, ontboden, ontboden)
- laten komen verb (laat komen, liet komen, lieten komen, laten komen)
- tevoorschijn roepen verb
to summon (call upon; dun; exhort)
aanmanen; aanmanen tot een verplichting; sommeren; manen
- aanmanen verb (maan aan, maant aan, maande aan, maanden aan, aangemaand)
- aanmanen tot een verplichting verb
- sommeren verb (sommeer, sommeert, sommeerde, sommeerden, gesommeerd)
- manen verb (maan, maant, maande, maanden, gemaand)
to summon (send for; subpoena; remind)
oproepen; sommeren; ontbieden
- oproepen verb (roep op, roept op, riep op, riepen op, opgeroepen)
- sommeren verb (sommeer, sommeert, sommeerde, sommeerden, gesommeerd)
- ontbieden verb (ontbied, ontbiedt, ontbood, ontboden, ontboden)
to summon (subpoena)
dagvaarden
- dagvaarden verb (dagvaard, dagvaardt, dagvaardde, dagvaardden, gedagvaard)
to summon (subpoena)
voor het gerecht roepen; dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht dagen
- voor het gerecht roepen verb
- dagen verb (daag, daagt, daagde, daagden, gedaagd)
- voor het gerecht ontbieden verb
- voor het gerecht dagen verb

Conjugations for summon:

present

summon
summon
summons
summon
summon
summon

simple past

summoned
summoned
summoned
summoned
summoned
summoned

present perfect

have summoned
have summoned
has summoned
have summoned
have summoned
have summoned

past continuous

was summoning
were summoning
was summoning
were summoning
were summoning
were summoning

future

shall summon
will summon
will summon
shall summon
will summon
will summon

continuous present

am summoning
are summoning
is summoning
are summoning
are summoning
are summoning

subjunctive

be summoned
be summoned
be summoned
be summoned
be summoned
be summoned

diverse

summon!
let's summon!
summoned
summoning

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

summon [the ~] nomen

the summon (subpoena; summons)
de dagvaarding
- dagvaarding [de ~ (v)] nomen

Translation Matrix for summon:

Noun	Related Translations	Other Translations
dagen		days
dagvaarding	subpoena; summon; summons	citation; summons
Verb	Related Translations	Other Translations
aanmanen	call upon; dun; exhort; summon
aanmanen tot een verplichting	call upon; dun; exhort; summon
dagen	subpoena; summon	dawn
dagvaarden	subpoena; summon
laten komen	call up; summon
manen	call upon; dun; exhort; summon	admonish; blame; castigate; decry; denounce; dun; exhort; rebuke; remind forcefully; remind strongly; reprimand; reprove; scarify; urge; warn
ontbieden	call up; remind; send for; subpoena; summon
oproepen	call up; remind; send for; subpoena; summon
sommeren	call upon; dun; exhort; remind; send for; subpoena; summon
tevoorschijn roepen	call up; summon
voor het gerecht dagen	subpoena; summon
voor het gerecht ontbieden	subpoena; summon
voor het gerecht roepen	subpoena; summon
-	cite; come up; marshal; marshall; mobilise; mobilize; muster; muster up; rally; summons
Other	Related Translations	Other Translations
-	call; call in; request; send for

Related Words for "summon":

summoning, summons, summoner

Synonyms for "summon":

summons; cite; call; send for
muster; rally; come up; muster up; gather; garner; collect; pull together
mobilize; mobilise; marshal

Related Definitions for "summon":

make ready for action or use¹
call in an official matter, such as to attend court¹
ask to come¹
- summon a lawyer¹
gather or bring together¹

Wiktionary Translations for summon:

summon

verb

to call people together
- summon → bijeen roepen
to ask someone to come
- summon → ontbieden

summon

verb

voor een rechtszitting oproepen
- dagvaarden → summon

noun

(overgankelijk) om iemands aanwezigheid verzoeken
- ontbieden → summon

Cross Translation:

From	To	Via
• summon	→ noemen; heten; opnoemen; roepen; opbellen; benoemen; appeleren; een beroep doen op	↔ appeler — désigner quelqu’un par son nom ; pourvoir quelqu’un d’un nom.
• summon	→ aanroepen; oproepen; praaien	↔ invoquer — appeler à son secours, à son aide, par une prière.

External Machine Translations:

Remove Ads

Translate summoning from English to Dutch

Detailed Translations for summoning from English to Dutch

summoning:

Translation Matrix for summoning:

Synonyms for "summoning":

Related Definitions for "summoning":

summon:

to summon verb (summons, summoned, summoning)

to summon (call up)

to summon (call upon; dun; exhort)

to summon (send for; subpoena; remind)

to summon (subpoena)

to summon (subpoena)

Conjugations for summon:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

summon [the ~] nomen

the summon (subpoena; summons)

Translation Matrix for summon:

Related Words for "summon":

Synonyms for "summon":

Related Definitions for "summon":

Wiktionary Translations for summon: