Summary
English
Detailed Translations for touch off from English to Dutch
touch off: (*Using Word and Sentence Splitter)
- touch: voelen; aanraken; contact; aanraking; betreffen; raken; voeling; treffen; ontroeren; slaan op; beroeren; snufje; vleugje; waas; zweem; schijntje; flinter; floers; gevoel; sentiment; betasten; bevoelen; aangrijpen; tikje; klopje; kleine tik; aanstippen; aanroeren; even aanraken; toetsaanslag; roeren; toucheren; zitten aan; aangaan; belang inboezemen; zorg inboezemen
- off: uit; weg; vanaf deze plaats; klaar; gedaan; af; gereed; beëindigd; volbracht; fout; verkeerd; mis; foutief; ernaast; onjuist; ten onrechte; onwaar; eraf; ervandoor; ervantussen
touch off:
Translation Matrix for touch off:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | activate; actuate; set off; spark; spark off; trigger; trigger off; trip |
Synonyms for "touch off":
Related Definitions for "touch off":
External Machine Translations: