Summary
English to Dutch: more detail...
-
simple past:
-
Wiktionary:
simple past → onvoltooid verleden tijd
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for simple past from English to Dutch
simple past: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Simple: Eenvoudig
- simple: licht; makkelijk; eenvoudig; gemakkelijk; simpel; niet moeilijk; ongecompliceerd; naief; onnozel; bescheiden; nederig; niet voornaam; van eenvoudige komaf; naïef; argeloos; achterlijk; achtergebleven; schraal; magertjes; dunnetjes; sobertjes; schraaltjes
- past: verleden; vroeger; vorige; geweest; voorheen; voormalig; toenmalig; vroegere; ex; voormalige; gewezen; verleden tijd; onvoltooid verleden tijd; o.v.t.
Spelling Suggestions for: simple past
Wiktionary Translations for simple past:
simple past
noun
-
the simple past
- simple past → onvoltooid verleden tijd
External Machine Translations: