Interglot - medicine: English and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Summary

English to Dutch: more detail...

medicine:
- geneesmiddel; medicament; medicijn; remedie; artsenijmiddel; middel; geneeskunde
Wiktionary:
- medicine → geneeskunde, medicijn, geneesmiddel, middel
- medicine → medicatie, geneeskunde, medicijn, remedie, medium, middel, weg, artsenij, geneesmiddel

English

Detailed Translations for medicine from English to Dutch

the medicine (medication; medicament)
de geneesmiddel; het medicament; de medicijn
- geneesmiddel [de ~] nomen
- medicament [het ~] nomen
- medicijn [de ~] nomen
the medicine (remedy; drug; medication)
de geneesmiddel; de remedie; de medicijn; het medicament; artsenijmiddel; het middel
- geneesmiddel [de ~] nomen
- remedie [de ~ (v)] nomen
- medicijn [de ~] nomen
- medicament [het ~] nomen
- artsenijmiddel [znw.] nomen
- middel [het ~] nomen
the medicine
de geneeskunde
- geneeskunde [de ~ (v)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
artsenijmiddel	drug; medication; medicine; remedy
geneeskunde	medicine	medical science
geneesmiddel	drug; medicament; medication; medicine; remedy	medicament
medicament	drug; medicament; medication; medicine; remedy
medicijn	drug; medicament; medication; medicine; remedy
middel	drug; medication; medicine; remedy	middle; waist; waist-line
remedie	drug; medication; medicine; remedy
-	medical specialty; medicament; medication; medicinal drug; music; practice of medicine
Verb	Related Translations	Other Translations
-	medicate
Other	Related Translations	Other Translations
-	drug; pharmaceutical preparation

the learned profession that is mastered by graduate training in a medical school and that is devoted to preventing or alleviating or curing diseases and injuries¹
- he studied medicine at Harvard¹
punishment for one's actions¹
- take your medicine¹
(medicine) something that treats or prevents or alleviates the symptoms of disease¹
the branches of medical science that deal with nonsurgical techniques¹
treat medicinally, treat with medicine¹

medicine

noun

medicine

noun

de wetenschap die zich richt op de aard, de oorzaken en de geneesmiddelen van ziekten
- geneeskunde → medicine; medical science
een chemische stof die een bepaalde, gewenste werking op het (dierlijk of menselijk) lichaam uitoefent
- medicijn → medicine; drug
iets dat wordt aangewend om ziekte, ongesteldheid te bestrijden
- middel → medicine

Cross Translation:

From	To	Via
• medicine	→ medicatie	↔ Medikament — Medizin, Pharmazie: ein Arzneimittel, das in bestimmter Dosierung zur Heilung, Vorbeugung oder Linderung einer Krankheit dient
• medicine	→ geneeskunde	↔ Medizin — kPl.\|: wissenschaftliche Heilkunde
• medicine	→ medicijn	↔ médecine — science des maladies et art de les guérir.
• medicine	→ remedie; medium; middel; weg; artsenij; geneesmiddel; medicijn	↔ remède — médecine\|fr substance qui sert à guérir un mal ou une maladie.