Summary
English to Dutch: more detail...
-
interrelation:
-
Wiktionary:
interrelation → landing, toegang, nadering, binnengaan, entree, intrede, omgeving, ontmoeting, kennismaking, betrekking, verhouding, verstandhouding, omgang, verband, verkeer, ontvangst, acceptatie, aanneming, aanvaarding -
Synonyms for "interrelation":
interrelationship; interrelatedness; relation
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for interrelation from English to Dutch
interrelation: (*Using Word and Sentence Splitter)
- inter: begraven; ter aarde bestellen; afhandelen; afdoen; beslechten; twist uit de weg ruimen
- relation: verhouding; proportie; band; verband; relatie; aansluiting; verbinding; samenhang; link; connectie; liaison; verwantschap; context; tekstverband
- relate: relateren; spreken; praten; kletsen; klappen; babbelen; kakelen; zwammen; kwebbelen; kwetteren; kwekken; wauwelen; snateren
Spelling Suggestions for: interrelation
interrelation:
Translation Matrix for interrelation:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | interrelatedness; interrelationship |
Synonyms for "interrelation":
Related Definitions for "interrelation":
Wiktionary Translations for interrelation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• interrelation | → landing; toegang; nadering; binnengaan; entree; intrede; omgeving; ontmoeting; kennismaking; betrekking; verhouding; verstandhouding; omgang; verband; verkeer; ontvangst; acceptatie; aanneming; aanvaarding | ↔ abord — (vieilli) action d’arriver au bord, de toucher le rivage. |
External Machine Translations: