Summary


English

Detailed Translations for rein from English to Dutch

rein:

rein [the ~] nomen

  1. the rein (bridle; reins)
    de teugel; de toom; het leidsel

Translation Matrix for rein:

NounRelated TranslationsOther Translations
leidsel bridle; rein; reins
teugel bridle; rein; reins bridle; leading strings
toom bridle; rein; reins collar; gear; harness; tackling
VerbRelated TranslationsOther Translations
- draw rein; harness; rein in; rule

Synonyms for "rein":


Related Definitions for "rein":

  1. one of a pair of long straps (usually connected to the bit or the headpiece) used to control a horse1
  2. any means of control1
    • he took up the reins of government1
  3. keep in check1
  4. stop or check by or as if by a pull at the reins1
    • He reined in his horses in front of the post office1
  5. stop or slow up one's horse or oneself by or as if by pulling the reins1
    • They reined in in front of the post office1
  6. control and direct with or as if by reins1
    • rein a horse1

Wiktionary Translations for rein:

rein
noun
  1. strap or rope
verb
  1. to direct or stop a horse using reins
rein
noun
  1. riem of koord voor het besturen van dieren

Cross Translation:
FromToVia
rein teugel Zügel — Riemen oder Seil, mit dem man Reittiere lenkt



Dutch

Detailed Translations for rein from Dutch to English

rein:


Translation Matrix for rein:

VerbRelated TranslationsOther Translations
clean bergen; opruimen; reinigen; schonen; schoonmaken; schoonpoetsen; uitwassen; wassen; zemen; zuiveren
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
chaste onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos eerbaar; gekuist; kuis; zedig
hygienic hygienisch; kuis; rein; schoon; zuiver hygiënisch
immaculate onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos brandhelder; brandschoon; kraakhelder
impeccable onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
pristine kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
pure hygienisch; kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; schoon; zuiver gaaf; gekuist; kuis; louter; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; onvermengd; onversneden; pure; puur; virginaal; zuiver; zuivere
spotless onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos brandhelder; brandschoon; kraakhelder; onbesmet; smetteloos; vlekkeloos
unspoiled onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; onaangetast; onbedorven; ongerept; onverzwakt; puur; virginaal; zuiver
untainted onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; onaangetast; onbedorven; ongerept; puntgaaf; puur; virginaal; zuiver
virginal kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
- schoon
ModifierRelated TranslationsOther Translations
clean hygienisch; kuis; net; rein; schoon; zuiver deugdzaam; eerzaam; gewoonweg; gladweg; netjes; opgeruimd; ordelijk; proper; ronduit; schoon; zedig; zindelijk; zuiver

Related Words for "rein":

  • reinheid, reiner, reinere, reinst, reinste, reine

Synonyms for "rein":


Antonyms for "rein":


Related Definitions for "rein":

  1. zonder stof, viezigheid of vlekken2
    • het is erg rein in haar keuken2

Wiktionary Translations for rein:

rein
adjective
  1. zonder vuil
rein
adjective
  1. chemistry: pure; unmixed
  2. free of flaws or imperfections
  3. arranged neatly

Cross Translation:
FromToVia
rein immaculate; pristine; spotless; undefiled; untainted immaculé — sans tache
rein pure; simple; straightforward; common; unpretentious; clean; untainted; mere; sole; solitary; absolute; stark pur — Qui est sans mélange.