Summary
English to Dutch: more detail...
- boor:
-
Wiktionary:
- boor → boerenheikneuter, kinkel
Dutch to English: more detail...
English
Detailed Translations for boor from English to Dutch
boor:
-
the boor (rude fellow)
-
the boor (lout; clodhopper; bumpkin; yokel)
-
the boor (yokel; clodhopper)
de heikneuter -
the boor (yokel; lout; clodhopper)
de boerenkinkel -
the boor (prole; hulk; slob; lout; ill-mannered brute; bastard; clumsy fellow; swine; churl)
-
the boor (peasant; barbarian; tyke; churl; Goth; tike)
– a crude uncouth ill-bred person lacking culture or refinement 1
Translation Matrix for boor:
Related Words for "boor":
Synonyms for "boor":
Related Definitions for "boor":
Dutch
Detailed Translations for boor from Dutch to English
boor:
-
de boor (houtboor)
the wood drill -
de boor (boormachine)
Translation Matrix for boor:
Noun | Related Translations | Other Translations |
drill | boor; boormachine | draaiboor; drilboor; handboor; klopboor; oefening; vaardigheidsoefening |
wood drill | boor; houtboor | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
drill | aanboren; boren; doorboren; exerceren; gaatjes maken in; perforeren |
Related Words for "boor":
Wiktionary Translations for boor:
boor
Cross Translation:
noun
boor
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• boor | → boron | ↔ Bor — Chemie: chemisches Element mit der Ordnungszahl 5, das zu den Halbmetallen gehört |
• boor | → boron | ↔ bore — chimie|nocat=1 élément chimique de numéro atomique 5 et de symbole B. C’est un métalloïde. |
• boor | → drill bit | ↔ foret — Instrument de fer ou d’acier dont on se sert pour faire des trous |
boor form of boren:
-
boren (aanboren)
-
boren
Conjugations for boren:
o.t.t.
- boor
- boort
- boort
- boren
- boren
- boren
o.v.t.
- boorde
- boorde
- boorde
- boorden
- boorden
- boorden
v.t.t.
- heb geboord
- hebt geboord
- heeft geboord
- hebben geboord
- hebben geboord
- hebben geboord
v.v.t.
- had geboord
- had geboord
- had geboord
- hadden geboord
- hadden geboord
- hadden geboord
o.t.t.t.
- zal boren
- zult boren
- zal boren
- zullen boren
- zullen boren
- zullen boren
o.v.t.t.
- zou boren
- zou boren
- zou boren
- zouden boren
- zouden boren
- zouden boren
en verder
- ben geboord
- bent geboord
- is geboord
- zijn geboord
- zijn geboord
- zijn geboord
diversen
- boor!
- boort!
- geboord
- borend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for boren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bore | diameter; geitenbreier; hinderlijk persoon; lastpak; lastpost; middellijn; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet | |
drill | boor; boormachine; draaiboor; drilboor; handboor; klopboor; oefening; vaardigheidsoefening | |
drilling | boren | dresseren; dressuur; training |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bore | aanboren; boren | vervelen |
drill | aanboren; boren | doorboren; exerceren; gaatjes maken in; perforeren |
Related Words for "boren":
Wiktionary Translations for boren:
boren
Cross Translation:
verb
boren
-
met een werktuig dat om zijn as draait een gat in iets maken
- boren → drill
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• boren | → bore; drill; pierce; broach; sink; strike; tap | ↔ forer — Percer. |
• boren | → punch; puncture; drill; bore; pierce | ↔ percer — Traverser en faisant un trou, une ouverture. (Sens général). |