Summary
English to Dutch: more detail...
- couch:
-
Wiktionary:
- couching → kleinering, debâcle, ondergang, verval, rampspoed, tegenspoed, achteruitgang, verflauwing, vermindering, besnoeiing, daling, verlaging, verzakking, val, vernedering, verootmoediging, degradatie, degeneratie, ontaarding, verwording
- couch → sofa
- couch → sofa, in discrediet brengen, herleiden, inkrimpen, reduceren, vereenvoudigen, zetten, ruïneren, te gronde richten, ten val brengen, verderven, aflaten, laten zakken, neerhalen, inkorten, verminderen, kleineren, afbreken, afgeven op, afkammen, trekken, een streep trekken, neerlaten, strijken, vellen, afdraaien, verlagen, kleinmaken, vernederen, verootmoedigen, canapé, laag, pak, bedding, couchette, kooi, leger, ligplaats
English
Detailed Translations for couching from English to Dutch
couching form of couch:
Translation Matrix for couch:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bank | bench; couch; seat; settee; sofa | bank; bank building; merchant bank; small bank |
canapé | couch; settee; sofa | |
ligbank | couch; lounge | |
rustbank | couch; lounge | |
rustbed | bed; couch; settee | |
sofa | couch | |
zitbank | bench; couch; seat; settee; sofa | |
zitplaats | bench; couch; seat | bench; chair; front bench; seat; work-bench |
- | lounge; sofa | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | cast; frame; put; redact | |
Other | Related Translations | Other Translations |
- | divan; ottoman |
Related Words for "couch":
Synonyms for "couch":
Related Definitions for "couch":
Wiktionary Translations for couch:
couch
Cross Translation:
noun
-
furniture for seating
- couch → sofa
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• couch | → sofa | ↔ Couch — „breiteres Liegesofa“Lit-Duden: Großes Fremdwörterbuch|A=4, Stichwort: „Couch“, Seite 282. mit zwei oder mehr Sitzplätzen |
• couch | → in discrediet brengen; herleiden; inkrimpen; reduceren; vereenvoudigen; zetten; ruïneren; te gronde richten; ten val brengen; verderven; aflaten; laten zakken; neerhalen; inkorten; verminderen; kleineren; afbreken; afgeven op; afkammen; trekken; een streep trekken; neerlaten; strijken; vellen; afdraaien; verlagen; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |
• couch | → canapé | ↔ canapé — Sorte de siège long à dossier |
• couch | → laag; pak; bedding; couchette; kooi; leger; ligplaats | ↔ gisement — marine|fr situation des côtes de la mer. |
Wiktionary Translations for couching:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• couching | → kleinering; debâcle; ondergang; verval; rampspoed; tegenspoed; achteruitgang; verflauwing; vermindering; besnoeiing; daling; verlaging; verzakking; val; vernedering; verootmoediging; degradatie; degeneratie; ontaarding; verwording | ↔ abaissement — action d’abaisser, de s’abaisser, ou résultat de cette action. |