English
Detailed Translations for tell a lie from English to Dutch
tell a lie: (*Using Word and Sentence Splitter)
- tell: vertellen; verhalen; verhaal vertellen; zeggen; beschrijven; uiteenzetten; mededelen; doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondvertellen; rondbrieven; informeren; bewust maken; kennisgeven van; spreken; praten; kletsen; klappen; babbelen; kakelen; zwammen; kwebbelen; kwetteren; kwekken; wauwelen; snateren; voorzeggen
- A: EVERYONE; A
- a: een; eentje
- lie: liegen; jokken; leugen; bedrog; onwaarheid; afzetten; tillen; bedotten; voorliegen; voorjokken; liggen; gelegen zijn
Spelling Suggestions for: tell a lie
Wiktionary Translations for tell a lie:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tell a lie | → liegen | ↔ mentir — Sens intransitif |
External Machine Translations:
Related Translations for tell a lie
Dutch