Summary
English to Dutch: more detail...
- overlay:
-
Wiktionary:
- overlay → bedekken, bekleden, overtrekken, coveren, beleggen, dekken, toedekken, accepteren, aannemen, ontvangen, kleden, aankleden, omkleden, staan, aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen, pleisteren, bepleisteren, stukadoren, behangen
English
Detailed Translations for overlay from English to Dutch
overlay:
Translation Matrix for overlay:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | overlayer; sheathing | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | cover; overlie | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
opgelegd | overlaid; overlay; veneered |
Synonyms for "overlay":
Related Definitions for "overlay":
Wiktionary Translations for overlay:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overlay | → bedekken | ↔ bedecken — auf etwas liegen |
• overlay | → bekleden; overtrekken; coveren; beleggen; dekken; bedekken; toedekken | ↔ recouvrir — Couvrir de nouveau. (Sens général) |
• overlay | → accepteren; aannemen; ontvangen; kleden; aankleden; omkleden; staan; bekleden; overtrekken; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; pleisteren; bepleisteren; stukadoren | ↔ revêtir — pourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin. |
• overlay | → bekleden; overtrekken; behangen | ↔ tapisser — revêtir, orner de tapisserie les murailles d’une salle, d’une chambre, etc. note Se dit en parlant de la salle, de la pièce ou en parlant des choses qui les couvrent ou les tapissent. |