Summary
English to Dutch: more detail...
-
play cards:
-
Wiktionary:
play cards → kaarten
play cards → kaarten, kaartspelen
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for play cards from English to Dutch
play cards: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Play: Afspelen
- play: spelen; doen alsof; toneelspelen; zich aanstellen; marge; speling; speelruimte; stuk; drama; toneelstuk; schouwspel; spel; wedstrijd; partij; pot; strijd; concours; bespelen; potje; gespeel; kinderspel; partijtje; wedstrijdje; stoeien; dollen; ravotten; zich uitleven; wild spelen; wild rennen; afspelen; capriool
- card: kaart; speelkaart; keuze-item
- cards: kaarten; kaartspel; kaartjes
Wiktionary Translations for play cards:
play cards
Cross Translation:
verb
-
een kaartspel spelen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• play cards | → kaarten; kaartspelen | ↔ karteln — landschaftlich, (umgangssprachlich) Karten spielen |