English
Detailed Translations for go-getting from English to Dutch
go-getting: (*Using Word and Sentence Splitter)
- go: gaan; vertrekken; weggaan; opstappen; heengaan; opbreken; zich begeven; lopen; stappen; zich voortbewegen; weg; heen; vort; ksst; beurt; spelletje; rondje; afleggen; meters maken
- get: halen; pakken; opdoen; oplopen; onverlangd krijgen; binnenhalen; binnenbrengen; begrijpen; inzien; snappen; met het verstand vatten; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; inrukken; oplazeren
- getting: halen
Wiktionary Translations for go-getting:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• go-getting | → gedreven | ↔ umtriebig — eifrig tätig, getrieben (im positiven Sinne) |