English
Detailed Translations for benchhand from English to Dutch
benchhand: (*Using Word and Sentence Splitter)
- bench: bank; zitplaats; zitbank; zetel; rechtscollege
- hand: hand; poot; klauw; jat; knuist; wijzer; geven; aangeven; afgeven; overgeven; overhandigen; aanreiken; toesteken; medewerker; werknemer; arbeider; personeelslid; werkkracht; arbeidskracht; klerk; reiken; aanbieden; handje; werker; werkman; knecht; handdruk; boerenknecht; hulpje