English
Detailed Translations for guesswork from English to Dutch
guesswork: (*Using Word and Sentence Splitter)
- guess: raden; gissen; gissing maken; gissing
- work: taak; inspanning; werkzaamheid; ambacht; werken; arbeiden; werk; vak; beroep; leven; optreden; handelen; opereren; manipuleren; te werk gaan; procederen; werkzaam zijn; uit werken gaan; arbeid; job; karwei; wrochten; bezigheid; werkzaamheden; ageren
- Work: Werk
guesswork:
Translation Matrix for guesswork:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | dead reckoning; guess; guessing; shot |