Summary


English

Detailed Translations for punt from English to Dutch

punt:

to punt verb (punts, punted, punting)

  1. to punt

Conjugations for punt:

present
  1. punt
  2. punt
  3. punts
  4. punt
  5. punt
  6. punt
simple past
  1. punted
  2. punted
  3. punted
  4. punted
  5. punted
  6. punted
present perfect
  1. have punted
  2. have punted
  3. has punted
  4. have punted
  5. have punted
  6. have punted
past continuous
  1. was punting
  2. were punting
  3. was punting
  4. were punting
  5. were punting
  6. were punting
future
  1. shall punt
  2. will punt
  3. will punt
  4. shall punt
  5. will punt
  6. will punt
continuous present
  1. am punting
  2. are punting
  3. is punting
  4. are punting
  5. are punting
  6. are punting
subjunctive
  1. be punted
  2. be punted
  3. be punted
  4. be punted
  5. be punted
  6. be punted
diverse
  1. punt!
  2. let's punt!
  3. punted
  4. punting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for punt:

NounRelated TranslationsOther Translations
- Irish pound; Irish punt; pound; punting
VerbRelated TranslationsOther Translations
punteren punt
- back; bet on; gage; game; pole; stake
OtherRelated TranslationsOther Translations
- pole

Related Words for "punt":

  • punting

Synonyms for "punt":


Related Definitions for "punt":

  1. (football) a kick in which the football is dropped from the hands and kicked before it touches the ground1
    • the punt traveled 50 yards1
  2. an open flat-bottomed boat used in shallow waters and propelled by a long pole1
  3. formerly the basic unit of money in Ireland; equal to 100 pence1
  4. place a bet on1
  5. propel with a pole1
    • We went punting in Cambridge1
  6. kick the ball1

Wiktionary Translations for punt:

punt
noun
  1. narrow shallow boat propelled by a pole
  2. point in the game of faro
  3. bet or wager
  4. indentation in the base of a wine bottle
verb
  1. propel a punt with a pole
  2. retreat from one's objective
  3. make a highly speculative investment or other commitment

Cross Translation:
FromToVia
punt vlet Stocherkahn — ein sechs bis zwölf Meter langes, sehr flaches Boot aus Hartholz, das von einem am Ende stehenden Stocherer mit einer bis zu sieben Meter langen Stange durch Einrammen in den Grund eines flachen Gewässers bewegt wird
punt vlet plate — Bateau plat



Dutch

Detailed Translations for punt from Dutch to English

punt:

punt [de ~ (m)] nomen

  1. de punt (issue; kwestie)
    the issue; the case; the question
  2. de punt (beoordelingscijfer)
    the mark; the grading mark; the grade

punt [het ~] nomen

  1. het punt
    – bepaalde ruimte of punt in de ruimte 2
    the point
    – the precise location of something; a spatially limited location 1
    • point [the ~] nomen
      • she walked to a point where she could survey the whole street1
  2. het punt
    – eenheid in het spel 2
    the point
    – the unit of counting in scoring a game or contest 1
    • point [the ~] nomen
      • he scored 20 points in the first half1
      • a touchdown counts 6 points1

punt [de ~ (m)] nomen

  1. de punt
    the point; the peak; the tip
    – a V shape 1
    • point [the ~] nomen
      • the cannibal's teeth were filed to sharp points1
    • peak [the ~] nomen
    • tip [the ~] nomen

punt [de ~] nomen

  1. de punt
    the point; the dot
    – a very small circular shape 1
    • point [the ~] nomen
      • a row of points1
    • dot [the ~] nomen
      • draw lines between the dots1

punt

  1. punt
    the point
    – A unit of measure referring to the height of a printed character. A point equals 1/72 of an inch, or approximately 1/28 of a centimeter. 3

Translation Matrix for punt:

NounRelated TranslationsOther Translations
case issue; kwestie; punt aangelegenheid; aanvraag; affaire; behuizing; casus; contract; doos; etui; foedraal; geding; geval; kist; kistje; koker; kokervormig doosje; krat; kratje; kwestie; la; lade; naamval; pennendoosje; pennenkoker; probleem; procedure; proces; proefpersoon; rechtsgeding; rechtszaak; schuifla; schuiflade; taak; vraagstuk; zaak
dot punt spikkel
grade beoordelingscijfer; punt cijfer; graad; klas; klasse; schoolcijfer; schooljaar; wetenschappelijke graad
grading mark beoordelingscijfer; punt
issue issue; kwestie; punt actiepunt; afgifte; aflevering; editie; emissie; geval; kwestie; uitdeling; uitgaaf; uitgave; uitgifte; uitreiking; uitstoot; verstrekking; zaak
mark beoordelingscijfer; punt cijfer; doelschijf; eigenschap; etiket; herkenningsteken; iemand kenmerken; kenmerk; kenteken; litteken; merk; merkteken; onderscheidingsteken; rapportcijfer; schietschijf; schoolcijfer
peak punt bergspits; bergtop; climax; hoogst haalbare; hoogste punt; hoogtepunt; kruin; piek; rotspunt; top; toppunt; zenit
point punt point; pointe
question issue; kwestie; punt geval; interpellatie; kwestie; opgaaf; opgave; probleem; vraag; vraagstuk; zaak; zwaarte
tip punt aanwijzing; centrumspits; fooi; hoogst haalbare; spits; spoor; tip; top; topje; uiteinde; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
- plaats; plek
VerbRelated TranslationsOther Translations
dot bespikkelen; stippelen; stippen
issue openbaren; publiceren; uitbrengen; uitgeven
mark aankruisen; aanstrepen; afvinken; branden; brandmerken; inbranden; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; keurmerken; markeren; merken; tekenen; typeren; van stigma's voorzien; vinken
point aanduiden; aangeven; aanwijzen; attenderen; iets aanwijzen; indiceren; spitsen; wijzen; wijzen naar
question aanvechten; aarzelen; bestrijden; betwisten; doorvragen; doorzagen; interpelleren; ondervragen; overhoren; twijfelen; uithoren; uitvragen; verhoren; weifelen
OtherRelated TranslationsOther Translations
issue uitkomen; uitstromen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
peak hoogste; opperste; voornaamst

Related Words for "punt":


Synonyms for "punt":


Related Definitions for "punt":

  1. bepaalde ruimte of punt in de ruimte2
    • dat huis ligt op een mooi punt2
  2. eenheid in het spel2
    • hij haalde tien punten2
  3. gespreksonderwerp2
    • over het laatste punt wil ik nog even verder praten2
  4. hoek van vierkante lap2
    • met een punt van de zakdoek veegde hij zich schoon2
  5. klein rondje, stip2
    • achter de zin zet je een punt2
  6. scherp uiteinde2
    • er zit een punt aan dit potlood2

Wiktionary Translations for punt:

punt
noun
  1. een spits toelopend uiteinde
  2. een positie in de ruimte
punt
noun
  1. sporting score
  2. academic score
  3. point(s) scored
  4. The punctuation mark “.”
  5. morse code symbol
  6. punctuation mark
  7. decimal point
  8. small spot or mark
  9. botany: end of leaf
  10. pointed end
  11. in geometry: topmost vertex of a cone or pyramid
  12. punctation mark “.”
  13. element in larger whole
  14. particular moment in an event or occurrence
  15. location or place
  16. geometry: zero-dimensional object
  17. full stop
  18. unit of scoring in a game or competition
  19. sharp tip
  20. any projecting extremity
  21. thin, pointed, projecting part
  22. point in the game of faro
  23. punctuation symbol
  24. prong
  25. extreme end of something

Cross Translation:
FromToVia
punt peak Spitze — der oberste, schmal zulaufende Teil eines Gegenstandes oder einer Formation
punt peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme; end; ending; conclusion; finish; termination boutpartie extrême d’une chose.
punt peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme; climax; culmination cime — La partie la plus haute d’une montagne, d’un rocher, d’un arbre, etc.
punt stitch; place; point; dot; period; part; spot; locus; full stop; mark point — couture|fr action de piquer dans un tissu avec une aiguille enfiler ou résultat de cette action, piqûre.
punt peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme pointeextrémité piquante et aiguë de quelque chose que ce être.

Related Translations for punt