English
Detailed Translations for sweepstake from English to Dutch
sweepstake: (*Using Word and Sentence Splitter)
- sweep: vegen; bezemen; opschonen
- stake: paal; mast; brandstapel; inzetten; speelgeld inzetten; staak
- sweeps: wieken
- take: nemen; pakken; ophalen; meenemen; afnemen; afhalen; wegnemen; weghalen; hanteren; gebruik maken van; bezigen; innemen; medicijn innemen; gebruiken; toepassen; benutten; aanwenden; aangrijpen; stelen; plunderen; ontnemen; pikken; kapen; vervreemden; toeëigenen; verduisteren; jatten; inpikken; roven; ontfutselen; ontvreemden; wegkapen; benemen; verdonkeren; gappen; snaaien; wegpakken; verdonkeremanen; achteroverdrukken; wegpikken; leegstelen; aannemen; accepteren; aanvaarden; cadeau aannemen; aanpakken; ingrijpen; grijpen; zich bedienen; toetasten; toegrijpen; winst; baat; profijt; gewin; naartoe brengen; utiliseren; verstouwen; verstuwen; bezetten
- Sweep: opruimen
Wiktionary Translations for sweepstake:
sweepstake
noun
-
lottery
- sweepstake → loterij