Interglot - "abundance" translated from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

abundance:
- luxe; overvloed; weelderigheid; pracht; weelde; veelheid; talrijkheid; rijkelijkheid; overvloedigheid
- van alles
Wiktionary:
- abundance → overvloed, abondantie
- abundance → overvloed, abundantie, onbekrompenheid, uitbundigheid, weligheid

English

Detailed Translations for abundance from English to Dutch

the abundance (luxury; affluence)
de luxe; de overvloed; de weelderigheid; de pracht; de weelde
- luxe [de ~ (m)] nomen
- overvloed [de ~ (m)] nomen
- weelderigheid [de ~ (v)] nomen
- pracht [de ~] nomen
- weelde [de ~] nomen
the abundance
de veelheid; de talrijkheid
- veelheid [de ~ (v)] nomen
- talrijkheid [de ~ (v)] nomen
the abundance (profusion; multitude)
rijkelijkheid; de overvloedigheid
- rijkelijkheid [znw.] nomen
- overvloedigheid [de ~ (v)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
luxe	abundance; affluence; luxury
overvloed	abundance; affluence; luxury	a whole lot; excess; exuberance; heap; load; lot; mass; multitude; overflow; profusion; quite a lot
overvloedigheid	abundance; multitude; profusion
pracht	abundance; affluence; luxury	beauty; glory; splendor; splendour
rijkelijkheid	abundance; multitude; profusion
talrijkheid	abundance
veelheid	abundance
weelde	abundance; affluence; luxury
weelderigheid	abundance; affluence; luxury	eroticism; sensualism; sensuality
-	copiousness; teemingness
Other	Related Translations	Other Translations
-	profusion
Modifier	Related Translations	Other Translations
van alles	abundance; multitude

the property of a more than adequate quantity or supply¹
- an age of abundance¹
(chemistry) the ratio of the total mass of an element in the earth's crust to the total mass of the earth's crust; expressed as a percentage or in parts per million¹
(physics) the ratio of the number of atoms of a specific isotope of an element to the total number of isotopes present¹

abundance

noun

abundance

noun

overvloed
- abondantie → abundance
het voorhanden zijn van meer dan voldoende van iets
- overvloed → glut; abundance

Cross Translation:

From	To	Via
• abundance	→ overvloed; abundantie; onbekrompenheid; uitbundigheid; weligheid	↔ abondance — Grande quantité
• abundance	→ onbekrompenheid; overvloed; uitbundigheid; weligheid	↔ opulence — abondance de biens, richesse dont on faire étalage.
• abundance	→ abundantie; overvloed	↔ profusion — grand abondance.