Interglot - "accredit" translated from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

accredit:
- Wiktionary:
  accredit → accrediteren, aanvaarden, aannemen, ontvangen, accepteren, groeten, begroeten, genieten, krijgen, toucheren, goedvinden, het eens zijn, toegeven, toestemmen, binnenlaten, toelaten, als zoon aannemen, kiezen, uitkiezen, uitlezen, uitpikken, verkiezen, uitzoeken, adopteren, zich eigen maken, geloven, menen, houden voor, agnosceren, erkennen, honoreren, oogsten, collecteren, innen, inzamelen, plukken, rapen, verzamelen, kleden, aankleden, omkleden, staan, bekleden, overtrekken, aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen, pleisteren, bepleisteren, stukadoren, doorstaan, lijden, ondergaan, uitstaan, velen, verdragen
- Synonyms for "accredit":
  recognize; recognise; license; licence; certify
  appoint; charge
  credit; impute; ascribe; assign; attribute

English

Detailed Translations for accredit from English to Dutch

accredit:

Translation Matrix for accredit:

Verb	Related Translations	Other Translations
-	credit; recognise; recognize

Synonyms for "accredit":

recognize; recognise; license; licence; certify
appoint; charge
credit; impute; ascribe; assign; attribute

Related Definitions for "accredit":

ascribe an achievement to¹
grant credentials to¹
provide or send (envoys or embassadors) with official credentials¹

Wiktionary Translations for accredit:

Cross Translation:

From	To	Via
• accredit	→ accrediteren	↔ akkreditieren — jemanden in einer bestimmten Funktion anerkennen, zulassen
• accredit	→ aanvaarden; aannemen; ontvangen; accepteren	↔ accepter — Traductions à trier suivant le sens
• accredit	→ accrediteren	↔ accréditer — Mettre en crédit
• accredit	→ groeten; begroeten; genieten; krijgen; ontvangen; toucheren; accepteren; aannemen	↔ accueillir — Traductions à trier suivant le sens
• accredit	→ goedvinden; het eens zijn; toegeven; toestemmen; binnenlaten; toelaten; accepteren; aannemen; ontvangen	↔ admettre — recevoir par choix, faveur ou condescendance.
• accredit	→ aannemen; accepteren; ontvangen; als zoon aannemen; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken; adopteren; zich eigen maken	↔ adopter — choisir quelqu’un pour fils ou pour fille et lui en donner les droits civils en remplir certaines conditions prescrire par la loi.
• accredit	→ accepteren; aannemen; ontvangen	↔ agréer — Prendre à gré ; recevoir favorablement.
• accredit	→ geloven; menen; houden voor; agnosceren; erkennen; honoreren	↔ croire — tenir pour véritable.
• accredit	→ accepteren; aannemen; ontvangen; oogsten; collecteren; innen; inzamelen; plukken; rapen; verzamelen	↔ recueillir — (vieilli) rassembler les fruits d’une terre, en faire la récolte ; on dit plutôt « récolter ».
• accredit	→ accepteren; aannemen; ontvangen; kleden; aankleden; omkleden; staan; bekleden; overtrekken; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; pleisteren; bepleisteren; stukadoren	↔ revêtir — pourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.
• accredit	→ accepteren; aannemen; ontvangen; doorstaan; lijden; ondergaan; uitstaan; velen; verdragen	↔ souffrir — sentir de la douleur.

External Machine Translations:

Remove Ads

Translate accredit from English to Dutch

Detailed Translations for accredit from English to Dutch

accredit:

Translation Matrix for accredit:

Synonyms for "accredit":

Related Definitions for "accredit":

Wiktionary Translations for accredit: