Interglot - "benediction" translated from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

benediction:
- voorspoed; zegening; zaligheid; gezegende toestand; heil; zegen; zegenen; heildronk; toost; heilwens

English

Detailed Translations for benediction from English to Dutch

the benediction (blessing; boon)
de voorspoed; de zegening; de zaligheid; gezegende toestand; het heil; de zegen; zegenen
- voorspoed [de ~ (m)] nomen
- zegening [de ~ (v)] nomen
- zaligheid [de ~ (v)] nomen
- gezegende toestand [znw.] nomen
- heil [het ~] nomen
- zegen [de ~ (m)] nomen, plural
- zegenen [znw.] nomen
the benediction (toast; congratulation; felicitation; congratulatory message)
de heildronk; de toost
- heildronk [de ~ (m)] nomen
- toost [de ~ (m)] nomen
the benediction (blessing)
de heilwens
- heilwens [de ~ (m)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
gezegende toestand	benediction; blessing; boon	blessing
heil	benediction; blessing; boon	affluence; blessing; prosperity; wealth; welfare; well-being
heildronk	benediction; congratulation; congratulatory message; felicitation; toast
heilwens	benediction; blessing
toost	benediction; congratulation; congratulatory message; felicitation; toast	toast
voorspoed	benediction; blessing; boon	affluence; blessing; prosperity; wealth; welfare; well-being
zaligheid	benediction; blessing; boon	bliss; delight; deliverance; happiness; kingdom of Heaven; liberation; redemption; release; rescue; salvation
zegen	benediction; blessing; boon	blessing
zegenen	benediction; blessing; boon	blessing
zegening	benediction; blessing; boon	blessing; consecration; devotion; hallowing; ordination; sanctification
-	blessing
Verb	Related Translations	Other Translations
zegenen		bless; consecrate; sanctify