English
Detailed Translations for branch line from English to Dutch
branch line: (*Using Word and Sentence Splitter)
- branch: branche; bedrijfstak; economische sector; filiaal; agentschap; bijkantoor; hulpkantoor; afdeling; tak; departement; sectie; detachement; ent; boomtak; beroepsgroep; takje; loot; twijg; vakgroep; deelsoort; vertakking; vertakken; aftakken; zijtak; branche-element; voorwaardelijke branche; uitvoeren als vertakking
- line: regel; schriftlijn; lijn; streep; linie; lijnen; file; rij; streepje; lijntje; colonne; lint; afzetlint; politielint; gelid; contact; aansluiting; verbinding; connectie; strepen; koord; strepen trekken; belijnen; liniëren; van lijnen voorzien; kordon
branch line:
Translation Matrix for branch line:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | spur; spur track |