Home ->Dictionaries ->English/Dutch ->Translate charming

Translate charming from English to Dutch

Summary
English to Dutch:   more detail...
  1. charming:
  2. charm:
  3. Wiktionary:

English

Detailed Translations for charming from English to Dutch

charming:

charming adj

  1. charming (good looking; beautiful; pretty; )
    mooi; knap; goed ogend; welgevallig; attractief; fraai
  2. charming (attractive; enchanting; entrancing; pretty; lovely)
    mooi; aantrekkelijk; aanlokkelijk; attractief; charmant; bekoorlijk; bevallig; knap
  3. charming (nice; appealing; sweet; )
    aardig; prettig; bevallig; charmant
  4. charming (amiable; sweet; friendly; lovely)
    charmant; bekoorlijk; aimabel
  5. charming (lovely; sweet; pretty; attractive)
    snoeperig; schattig; snoezig; allerliefst; aanvallig
  6. charming (adorable; attractive; cute; )
    aantrekkelijk; schattig; begeerenswaardig; charmant; verrukkelijk; bekoorlijk; aanbiddelijk
  7. charming (lovely; sweet)
    lieflijk
  8. charming (lovely; sweet)
    liefelijk
  9. charming (lovely; sweet; cherished; graceful)
    lieftallig
  10. charming (graceful; elegant)
    gracieus; bevallig; aanvallig; sierlijk
  11. charming (most charming; dinky; sweetest)
    charmant; bekoorlijk; allerliefst; alleraardigst
  12. charming (attractive; appealing; inviting; )
    aantrekkelijk; attractief; uitnodigend; verlokkend; aanlokkelijk; bekoorlijk; verzoekend; uitlokkend

charming [the ~] nomen

  1. the charming (alluring; attracting; tempting; inviting)
    aantrekken; bekoren; charmeren
  2. the charming (winning over)
    inpalming

Translation Matrix for charming:

NounRelated TranslationsOther Translations
aantrekken alluring; attracting; charming; inviting; tempting attiring; clothing; dressing; pull
bekoren alluring; attracting; charming; inviting; tempting
charmeren alluring; attracting; charming; inviting; tempting
inpalming charming; winning over
VerbRelated TranslationsOther Translations
aantrekken advertise; advertize; draw new members; dress; employ; engage; hire; make propaganda; publish; pull to; put on; recruit; sign on; solicit
bekoren allure; charm; delight; enchant; fascinate
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
aanbiddelijk adorable; appealing; attractive; charming; cute; enchanting; lovely; sweet
aanlokkelijk adorable; alluring; appealing; attracting; attractive; charming; enchanting; entrancing; inviting; lovely; pretty alluring; appealing; appetising; appetizing; attractive; delicious; desireable; inviting; palatable; scrumptious; tasty; tempting; yummy
aantrekkelijk adorable; alluring; appealing; attracting; attractive; charming; cute; enchanting; entrancing; inviting; lovely; pretty; sweet alluring; appealing; attractive; desireable; inviting; tempting
aanvallig attractive; charming; elegant; graceful; lovely; pretty; sweet
aardig alluring; appealing; attractive; charming; congenial; endearing; engaging; entrancing; likable; lovely; nice; sweet; winsome appealing; benevolent; congenial; endearing; engaging; good-natured; interesting; kind; likable; mild; nice; sympathetic; winsome
aimabel amiable; charming; friendly; lovely; sweet
alleraardigst charming; dinky; most charming; sweetest
allerliefst attractive; charming; dinky; lovely; most charming; pretty; sweet; sweetest adorable; cute; dear; enchanting; lovely; sweet
attractief adorable; alluring; appealing; attracting; attractive; beautiful; charming; enchanting; entrancing; good looking; good-looking; handsome; inviting; lovely; nice; personable; pretty; snap alluring; appealing; attractive; desireable; inviting; tempting
bekoorlijk adorable; alluring; amiable; appealing; attracting; attractive; charming; cute; dinky; enchanting; entrancing; friendly; inviting; lovely; most charming; pretty; sweet; sweetest alluring; appealing; attractive; desireable; inviting; tempting
bevallig alluring; appealing; attractive; charming; congenial; elegant; enchanting; endearing; engaging; entrancing; graceful; likable; lovely; nice; pretty; sweet; winsome beautiful; beloved; cute; dear; handsome; nice; pretty; sweet
charmant adorable; alluring; amiable; appealing; attractive; charming; congenial; cute; dinky; enchanting; endearing; engaging; entrancing; friendly; likable; lovely; most charming; nice; pretty; sweet; sweetest; winsome affable; amiable; benign; bland; friendly; taking
fraai beautiful; charming; good looking; good-looking; handsome; lovely; nice; personable; pretty; snap
gracieus charming; elegant; graceful dainty; elegant; graceful; handsome; lovely; nice; personable; petite; pretty; refined; slight; snap; sophisticated; stylish
knap attractive; beautiful; charming; enchanting; entrancing; good looking; good-looking; handsome; lovely; nice; personable; pretty; snap able; beautiful; bright; capable; clever; good-looking; handsome; ingenious; keen; pretty; skilful; skillful; smart
liefelijk charming; lovely; sweet
lieflijk charming; lovely; sweet
lieftallig charming; cherished; graceful; lovely; sweet
mooi attractive; beautiful; charming; enchanting; entrancing; good looking; good-looking; handsome; lovely; nice; personable; pretty; snap beautiful; handsome; pretty
prettig alluring; appealing; attractive; charming; congenial; endearing; engaging; entrancing; likable; lovely; nice; sweet; winsome agreeable; easy going; enjoyable; good; lovely; nice; pleasant
schattig adorable; appealing; attractive; charming; cute; enchanting; lovely; pretty; sweet adorable; cute; dear; enchanting; lovely; precious; sweet
sierlijk charming; elegant; graceful dainty; distinguished; elegant; graceful; handsome; lovely; nice; personable; petite; pretty; refined; slight; snap; sophisticated; stylish
snoeperig attractive; charming; lovely; pretty; sweet
snoezig attractive; charming; lovely; pretty; sweet adorable; cute; dear; enchanting; lovely; sweet
verlokkend adorable; alluring; appealing; attracting; attractive; charming; enchanting; inviting; lovely alluring; appetising; appetizing; delicious; inviting; palatable; scrumptious; tasty; tempting; yummy
verrukkelijk adorable; appealing; attractive; charming; cute; enchanting; lovely; sweet cherubic; delicious; delightful; divine; exquisite; glorious; gorgeous; heavenly; paradisiacal; ravishing; very tasteful
welgevallig beautiful; charming; good looking; good-looking; handsome; lovely; nice; personable; pretty; snap
- magic; magical; sorcerous; witching; wizard; wizardly
OtherRelated TranslationsOther Translations
- delightful; graceful
ModifierRelated TranslationsOther Translations
begeerenswaardig adorable; appealing; attractive; charming; cute; enchanting; lovely; sweet
goed ogend beautiful; charming; good looking; good-looking; handsome; lovely; nice; personable; pretty; snap
uitlokkend adorable; alluring; appealing; attracting; attractive; charming; enchanting; inviting; lovely
uitnodigend adorable; alluring; appealing; attracting; attractive; charming; enchanting; inviting; lovely alluring; appealing; attractive; desireable; inviting; tempting
verzoekend adorable; alluring; appealing; attracting; attractive; charming; enchanting; inviting; lovely alluring; inviting; tempting

Related Words for "charming":

  • charminger, charmingest, charmingly, charm

Synonyms for "charming":


Related Definitions for "charming":

  1. possessing or using or characteristic of or appropriate to supernatural powers1
    • charming incantations1
  2. pleasing or delighting1
    • endowed with charming manners1
    • a charming little cottage1
    • a charming personality1

Wiktionary Translations for charming:

charming
adjective
  1. goed uitziend, van een zekere schoonheid
  2. aangenaam in omgang
Cross Translation:
FromToVia
• charming → bekoorlijk ↔ charmant — Qui a du charme.
• charming → bekoorlijk; charmant; innemend; schattig; snoeperig; snoezig; beeldig; betoverend; heerlijk; verrukkelijk ↔ ravissant — (figuré) Qui transporter d’admiration.

charm:

charm [the ~] nomen

  1. the charm (power of attraction; allurement; delightfulness; loveliness; splendidness)
    de aantrekkingskracht; de charme; de aanlokkelijkheid; de bekoring; de bekoorlijkheid; de gratie; de aantrekkelijkheid
  2. the charm (temptation; attraction)
    de aantrekking
  3. the charm (temptation; vexation; allurement; )
    de verleiding; seductie; de verovering; de verzoeking; de temptatie; de bekoring; de aanvechting; de verlokking
  4. the charm (fascination; enchantment; attractiveness; )
    de aantrekkelijkheid; de fascinatie; de betovering; de aanlokkelijkheid; de bekoring; de bekoorlijkheid
  5. the charm
    de beminnelijkheid
  6. the charm (amiability; sweetness)
    de bekoorlijkheid; de bevalligheid
  7. the charm (loveliness)
    de innemendheid
  8. the charm
    – An icon that is attached to an event and that is viewable in someone's calendar. Depending on the calendar view, a charm may appear next to an event title, or may be the only visual representation of an event on a calendar day. 2
    het emoticon

to charm verb (charms, charmed, charming)

  1. to charm (dupe; catch)
    inpakken; inpalmen
    • inpakken verb (pak in, pakt in, pakte in, pakten in, ingepakt)
    • inpalmen verb (palm in, palmt in, palmde in, palmden in, ingepalmd)
  2. to charm (fascinate; enchant; delight; allure)
    bevallen; bekoren
    • bevallen verb (beval, bevalt, beviel, bevielen, bevallen)
    • bekoren verb (bekoor, bekoort, bekoorde, bekoorden, bekoord)
  3. to charm (make happy; delight; gladden; )
    verheugd; verblijden; plezieren; in verrukking brengen; blij maken; verrukken
    • verheugd verb
    • verblijden verb (verblijd, verblijdt, verblijdde, verblijdden, verblijd)
    • plezieren verb (plezier, pleziert, plezierde, plezierden, geplezierd)
    • in verrukking brengen verb (breng in verrukking, brengt in verrukking, bracht in verrukking, brachten in verrukking, in verrukking gebracht)
    • blij maken verb (maak blij, maakt blij, maakte blij, maakten blij, blij gemaakt)
    • verrukken verb (verruk, verrukt, verrukte, verrukten, verrukt)

Conjugations for charm:

present
  1. charm
  2. charm
  3. charms
  4. charm
  5. charm
  6. charm
simple past
  1. charmed
  2. charmed
  3. charmed
  4. charmed
  5. charmed
  6. charmed
present perfect
  1. have charmed
  2. have charmed
  3. has charmed
  4. have charmed
  5. have charmed
  6. have charmed
past continuous
  1. was charming
  2. were charming
  3. was charming
  4. were charming
  5. were charming
  6. were charming
future
  1. shall charm
  2. will charm
  3. will charm
  4. shall charm
  5. will charm
  6. will charm
continuous present
  1. am charming
  2. are charming
  3. is charming
  4. are charming
  5. are charming
  6. are charming
subjunctive
  1. be charmed
  2. be charmed
  3. be charmed
  4. be charmed
  5. be charmed
  6. be charmed
diverse
  1. charm!
  2. let's charm!
  5. charmed
  6. charming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for charm:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanlokkelijkheid allurement; appeal; attractiveness; charm; delightfulness; enchantment; enticement; fascination; loveliness; power of attraction; splendidness
aantrekkelijkheid allurement; appeal; attractiveness; charm; delightfulness; enchantment; enticement; fascination; loveliness; power of attraction; splendidness appeal; attractiveness
aantrekking attraction; charm; temptation
aantrekkingskracht allurement; charm; delightfulness; loveliness; power of attraction; splendidness
aanvechting affliction; allurement; charm; conquest; enticement; fascination; inroad; lure; ordeal; temptation; trial; vexation
bekoorlijkheid allurement; amiability; appeal; attractiveness; charm; delightfulness; enchantment; enticement; fascination; loveliness; power of attraction; splendidness; sweetness
bekoren alluring; attracting; charming; inviting; tempting
bekoring affliction; allurement; appeal; attractiveness; charm; conquest; delightfulness; enchantment; enticement; fascination; inroad; loveliness; lure; ordeal; power of attraction; splendidness; temptation; trial; vexation
beminnelijkheid charm
betovering appeal; attractiveness; charm; enchantment; enticement; fascination; splendidness ecstasy; exaltation; rapture
bevalligheid amiability; charm; sweetness
charme allurement; charm; delightfulness; loveliness; power of attraction; splendidness
emoticon charm emoticon; smiley
fascinatie appeal; attractiveness; charm; enchantment; enticement; fascination; splendidness fascination; fervor; fervour; interest
gratie allurement; charm; delightfulness; loveliness; power of attraction; splendidness absolution; benevolence; clemency; elegance; grace; kindness; loving kindness; mercy; pardon; remission; sympathy
innemendheid charm; loveliness
seductie affliction; allurement; charm; conquest; enticement; fascination; inroad; lure; ordeal; temptation; trial; vexation
temptatie affliction; allurement; charm; conquest; enticement; fascination; inroad; lure; ordeal; temptation; trial; vexation ordeal; test; testing
verleiding affliction; allurement; charm; conquest; enticement; fascination; inroad; lure; ordeal; temptation; trial; vexation
verlokking affliction; allurement; charm; conquest; enticement; fascination; inroad; lure; ordeal; temptation; trial; vexation
verovering affliction; allurement; charm; conquest; enticement; fascination; inroad; lure; ordeal; temptation; trial; vexation capture; conquest; overpowering
verzoeking affliction; allurement; charm; conquest; enticement; fascination; inroad; lure; ordeal; temptation; trial; vexation
- appeal; appealingness; good luck charm; magic spell; magical spell; spell
VerbRelated TranslationsOther Translations
bekoren allure; charm; delight; enchant; fascinate
bevallen allure; charm; delight; enchant; fascinate bred; bring a child into the world; bring forth; calve; enjoy; give birth; give birth to; like; litter; love; please; pleasures; suit
blij maken brighten; charm; cheer; delight; enchant; fascinate; gladden; make happy; ravish cheer up; comfort; gladden; make someone glad; make someone happy; oblige someone with; please
in verrukking brengen brighten; charm; cheer; delight; enchant; fascinate; gladden; make happy; ravish
inpakken catch; charm; dupe bale; board; crate; pack; package; wrap; wrap up
inpalmen catch; charm; dupe
plezieren brighten; charm; cheer; delight; enchant; fascinate; gladden; make happy; ravish enjoy; love; please; pleasures; suit
verblijden brighten; charm; cheer; delight; enchant; fascinate; gladden; make happy; ravish
verheugd brighten; charm; cheer; delight; enchant; fascinate; gladden; make happy; ravish
verrukken brighten; charm; cheer; delight; enchant; fascinate; gladden; make happy; ravish
- becharm; influence; tempt
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
verheugd delighted; glad; happy; pleased; satisfied
OtherRelated TranslationsOther Translations
verrukken entrance
- bewitch; enchant; fascinate; grace; gracefulness; infatuate; sweetness

Related Words for "charm":


Synonyms for "charm":


Related Definitions for "charm":

  1. something believed to bring good luck1
  2. attractiveness that interests or pleases or stimulates1
  3. (physics) one of the six flavors of quark1
  4. a verbal formula believed to have magical force1
    • inscribed around its base is a charm in Balinese1
  5. induce into action by using one's charm1
    • She charmed him into giving her all his money1
  6. protect through supernatural powers or charms1
  7. control by magic spells, as by practicing witchcraft1
  8. An icon that is attached to an event and that is viewable in someone's calendar. Depending on the calendar view, a charm may appear next to an event title, or may be the only visual representation of an event on a calendar day.2

Wiktionary Translations for charm:

charm
verb
  1. use a magical charm
  2. seduce, entrance or fascinate
noun
  1. something with magic power
  2. quality of inspiring delight or admiration
  3. trinket
charm
verb
  1. aantrekkingskracht uitoefenen
  2. bekoren
noun
  1. bekoring
Cross Translation:
FromToVia
• charm → charme ↔ Charme — bezauberndes, gewinnendes Wesen
• charm → amulet ↔ amulette — objet censé protéger par magie, protéger contre des sorts, éviter des malheurs; généralement, il faut pour cela le porter sur soi.
• charm → charme; sierlijkheid ↔ charme — Ascendant physique ou sentimental
• charm → toverij ↔ charme — Sort
• charm → betoveren ↔ ensorceler — Traductions à trier suivant le sens
• charm → sierlijkheid; begunstiging; genadigheid; gunst ↔ grâce — Ce qui plaît dans les attitudes, les manières, les discours. Un certain agrément, un certain charme indéfinissable.
• charm → bekoren; charmeren; in verrukking brengen; verrukken; buitmaken; plunderen; roven; stropen; ontroven ↔ ravir — enlever de force, emporter avec violence.

External Machine Translations:

Related Translations for charming







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.1100 seconds
Page rendered in 1.0 seconds