Interglot - "deduction" translated from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

deduction:
- deductie; vermindering; aftrekking; aftrek; korting; reductie; prijsverlaging; deduceren; afleiden
Wiktionary:
- deduction → afleiding, conclusie, inhouding, aftrek
- deduction → loomheid, slapheid, traagheid, vadsigheid, slapte, stilstand, droefgeestigheid, melancholie, zwaarmoedigheid, weemoed, bedroefdheid, mistroostigheid, somberheid, afmatting, matheid, moeheid, vermoeidheid, vermoeienis, consternatie, ontsteltenis, verbijstering, verslagenheid, aftrek, apathie, dofheid, lusteloosheid, wezenloosheid, moedeloosheid, voorheffing

English

Detailed Translations for deduction from English to Dutch

the deduction (rebate; allowance; relief)
de deductie; de vermindering; de aftrekking; de aftrek
- deductie [de ~ (v)] nomen
- vermindering [de ~ (v)] nomen
- aftrekking [de ~ (v)] nomen
- aftrek [de ~ (m)] nomen
the deduction (discount; rebate; cut)
de korting; de reductie; de prijsverlaging
- korting [de ~ (v)] nomen
- reductie [de ~ (v)] nomen
- prijsverlaging [de ~ (v)] nomen
the deduction
deduceren; afleiden
- deduceren [znw.] nomen
- afleiden [znw.] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
afleiden	deduction
aftrek	allowance; deduction; rebate; relief
aftrekking	allowance; deduction; rebate; relief	subtraction
deduceren	deduction
deductie	allowance; deduction; rebate; relief
korting	cut; deduction; discount; rebate	cut; discount; price reduction; reduction
prijsverlaging	cut; deduction; discount; rebate	deflation; discount; drop in price; drop in prices; fall; fall in price; price cut; price reduction; price-cut; rebate; recession; reduction; sell short; softness; weakness
reductie	cut; deduction; discount; rebate	cut; decrease; price reduction; reduction
vermindering	allowance; deduction; rebate; relief	decrease; deduct; diminishing; fall; inventory decrease; lessening; toning down; weakening
-	deductive reasoning; discount; entailment; implication; price reduction; subtraction; synthesis; tax deduction; tax write-off
Verb	Related Translations	Other Translations
afleiden		conclude; deduce; deduct
deduceren		conclude; deduce; deduct
Other	Related Translations	Other Translations
-	conclusion; deduction from profits; incidental expenses; inference

the act of subtracting (removing a part from the whole)¹
the act of reducing the selling price of merchandise¹
reasoning from the general to the particular (or from cause to effect)¹
something that is inferred (deduced or entailed or implied)¹
an amount or percentage deducted¹
a reduction in the gross amount on which a tax is calculated; reduces taxes by the percentage fixed for the taxpayer's income bracket¹

deduction

noun

a process of reasoning
- deduction → afleiding
the ability or skill to deduce or figure out; the power of reason
- deduction → afleiding
a conclusion; that which is deduced, concluded or figured out
- deduction → conclusie
a sum that can be removed from tax calculations; something that is written off
- deduction → inhouding; aftrek

Cross Translation:

From	To	Via
• deduction	→ loomheid; slapheid; traagheid; vadsigheid; slapte; stilstand; droefgeestigheid; melancholie; zwaarmoedigheid; weemoed; bedroefdheid; mistroostigheid; somberheid; afmatting; matheid; moeheid; vermoeidheid; vermoeienis; consternatie; ontsteltenis; verbijstering; verslagenheid; aftrek; apathie; dofheid; lusteloosheid; wezenloosheid; moedeloosheid	↔ abattement — diminution rapide, d’une durée plus ou moins longue, des forces physiques et des fonctions psychiques.
• deduction	→ aftrek	↔ déduction — Action de soustraire une somme d'une autre.
• deduction	→ voorheffing	↔ précompte — déduction sur un compte bancaire de la somme d'argent qui devra être verser à un tiers.