Interglot - "facility" translated from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

facility:
- faciliteit; maatregel; voorziening; schikking; verschaffing; accommodatie; onderdak; onderbrenging
Wiktionary:
- facility → faciliteit, inrichting, voorziening, aanleg, gemak
- facility → faciliteit, grifheid, vlotheid, dienst, magazijn, provisiekamer, provisiekast, voorraadkamer, ambt, baan, betrekking, werkkring, plaats, eetservies, servies, afdeling, geleding, sectie

English

Detailed Translations for facility from English to Dutch

the facility
de faciliteit
- faciliteit [de ~ (v)] nomen
the facility (measure; provision; decree; supply; decision)
de maatregel; de voorziening; de schikking
- maatregel [de ~ (m)] nomen
- voorziening [de ~ (v)] nomen
- schikking [de ~ (v)] nomen
the facility (procurement; provision; providing; maintenance; service; furnishing; care; nursing)
de voorziening; de verschaffing
- voorziening [de ~ (v)] nomen
- verschaffing [de ~ (v)] nomen
the facility (accommodation; lodging)
de accommodatie; het onderdak; de onderbrenging
- accommodatie [de ~ (v)] nomen
- onderdak [het ~] nomen
- onderbrenging [de ~ (v)] nomen
the facility

– A physical space, such as a room or hall, where a service activity can be performed. ¹
de faciliteit
- faciliteit [de ~ (v)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
accommodatie	accommodation; facility; lodging	accommodation; housing; lodging; lodgings; quarters; shelter
faciliteit	facility
maatregel	decision; decree; facility; measure; provision; supply
onderbrenging	accommodation; facility; lodging
onderdak	accommodation; facility; lodging	accommodation; housing; lodging; lodgings; quarters; shelter; somewhere to sleep
schikking	decision; decree; facility; measure; provision; supply	agreement; approval; arrangement; chord; classification; clearance; come to terms; concurrence; consent; disposition; make a compromise; marshalling; permission; position; ranging; settlement
verschaffing	care; facility; furnishing; maintenance; nursing; procurement; providing; provision; service
voorziening	care; decision; decree; facility; furnishing; maintenance; measure; nursing; procurement; providing; provision; service; supply	supply
-	adeptness; adroitness; deftness; installation; quickness; readiness

a service that an organization or a piece of equipment offers you²
- a cell phone with internet facility²
something designed and created to serve a particular function and to afford a particular convenience or service²
- catering facilities²
- toilet facilities²
- educational facilities²
a building or place that provides a particular service or is used for a particular industry²
- the assembly plant is an enormous facility²
a natural effortlessness²
- they conversed with great facility²
skillful performance or ability without difficulty²
- he was famous for his facility as an archer²
A physical space, such as a room or hall, where a service activity can be performed.¹

facility

noun

physical means of doing something
- facility → faciliteit; inrichting; voorziening
dexterity, skill
- facility → aanleg; gemak

Cross Translation:

From	To	Via
• facility	→ faciliteit	↔ Fazilität — Wirtschaft/Finanzwesen: eine Erleichterung der Kreditbedingungen für einen Kunden
• facility	→ grifheid; vlotheid	↔ facilité — qualité de ce qui faire ou employer sans peine.
• facility	→ dienst; magazijn; provisiekamer; provisiekast; voorraadkamer; ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats	↔ office — Fonction, emploi
• facility	→ dienst; eetservies; servies; afdeling; geleding; sectie; ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats	↔ service — état, fonctions, devoirs de quelqu’un qui servir une personne ou une collectivité.