English
Detailed Translations for fixed-point part from English to Dutch
fixed-point part: (*Using Word and Sentence Splitter)
- fix: aanpassen; bijstellen; maken; herstellen; repareren; goedmaken; rechtzetten; fixeren; onuitwisbaar maken; regelen; afstemmen; afstellen; vastleggen; aan een touw vastleggen; verhelpen; afdoen; in orde maken; klaren; bevestigen; hechten; aanhechten; schikken; flikken; voor elkaar krijgen; impasse; klaarspelen; fiksen; rechtstrijken; knopen; strikken; vastknopen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; iets regelen
- fixed: strakgespannen; bepaald; strak; star; verstard; gedetermineerd; een zekere; onveranderlijk; bestendig; bestand tegen; opgewassen tegen
- point: wijzen; attenderen; spitsen; pointe; aangeven; aanduiden; indiceren; wijzen naar; iets aanwijzen; punt; aanwijzen; point
- part: onderdeel; deel; stuk; element; component; bestanddeel; ingrediënt; fractie; basisbestanddeel; gedeelte; part; aandeel; deeltje; onderdeeltje; segment; portie; splitsen; loskoppelen; uitsplitsen; uit elkaar halen; scheiden; uit elkaar gaan; uiteengaan; van elkaar gaan
fixed-point part:
Translation Matrix for fixed-point part:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | mantissa |