Summary
English to Dutch: more detail...
- meeting:
- meet:
-
Wiktionary:
- meeting → vergadering, samenkomst, ontmoetingsplaats, raakpunt, raakvlak, afspraak, bijeenkomst, ontmoeting, zitting, treffen, beraad, overleg, meeting
- meeting → treffen, samenkomst, landing, toegang, nadering, binnengaan, entree, intrede, omgeving, ontmoeting, kennismaking, betrekking, verhouding, verstandhouding, omgang, verband, verkeer, ontvangst, acceptatie, aanneming, aanvaarding, bijeenkomst, meeting, vergadering
- meet → vervullen, raken, leren kennen, ontmoeten, afspreken, treffen, kennismaken, tegenkomen, vergaderen
- meet → nakomen, naleven, uitvoeren, verrichten, vervullen, voltrekken, aantreffen, ontmoeten, tegemoet treden, tegenkomen, treffen, aanboren, vergaderen, zitting houden
English
Detailed Translations for meeting from English to Dutch
meeting:
-
the meeting (conference; assembly; gathering; symposium; congress)
-
the meeting (conference; consultation; gathering; talks; seminar)
-
the meeting (encounter)
-
the meeting (Web conference)
– An online gathering of people facilitated by software that allows participants to view, and optionally control, shared content and communicate with each other using various means, such as a telephone conference call. 2 -
the meeting
– A calendar item that includes reserved resources and/or invited attendees. 2de vergadering
Translation Matrix for meeting:
Related Words for "meeting":
Synonyms for "meeting":
Related Definitions for "meeting":
Wiktionary Translations for meeting:
meeting
Cross Translation:
noun
meeting
-
gathering among business people to discuss their business
- meeting → vergadering
-
place or instance of junction or intersection
- meeting → samenkomst; ontmoetingsplaats; raakpunt; raakvlak
-
agreed upon event which happens at a specified time and place
- meeting → afspraak
-
encounter between people
- meeting → bijeenkomst; ontmoeting; vergadering
-
people at such a gathering
- meeting → vergadering
-
gathering for a purpose
- meeting → vergadering; zitting; treffen; ontmoeting; samenkomst; beraad; overleg; bijeenkomst
noun
-
het bij elkaar komen van een groep van personen
-
een bijeenkomst
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• meeting | → treffen | ↔ Treffen — Sport: Wettkampf |
• meeting | → treffen | ↔ Treffen — Zusammenkunft von Menschen oder Verbänden zu einem bestimmten Zweck |
• meeting | → samenkomst | ↔ Zusammenkunft — das Treffen mehrer Menschen, um etwas bestimmtes zu tun |
• meeting | → landing; toegang; nadering; binnengaan; entree; intrede; omgeving; ontmoeting; kennismaking; betrekking; verhouding; verstandhouding; omgang; verband; verkeer; ontvangst; acceptatie; aanneming; aanvaarding | ↔ abord — (vieilli) action d’arriver au bord, de toucher le rivage. |
• meeting | → bijeenkomst; meeting; vergadering; samenkomst | ↔ réunion — action de rapprocher, de réunir des parties qui avaient été diviser, désunir, isolées, ou résultat de cette action. |
meeting form of meet:
-
to meet (become acquainted with; become acquainted; get to know; make the acquaintance of)
ontmoeten; kennis maken met-
kennis maken met verb (maak kennis met, maakt kennis met, maakte kennis met, maakten kennis met, kennis gemaakt met)
-
to meet
-
to meet (assemble; gather; come together)
-
to meet (consider; deliberate; reflect; have a conference; think it over; hold session; discuss)
-
to meet (get acquainted with; be introduced)
-
to meet (come across; find; discover; learn)
-
to meet (get together; see each other; meet each other)
-
to meet (have a conference; hold session)
confereren; een conferentie houden-
een conferentie houden verb (houd een conferentie, houdt een conferentie, hield een conferentie, hielden een conferentie, een conferentie gehouden)
-
to meet (to meet in a conference; have a meeting)
Conjugations for meet:
present
- meet
- meet
- meets
- meet
- meet
- meet
simple past
- met
- met
- met
- met
- met
- met
present perfect
- have met
- have met
- has met
- have met
- have met
- have met
past continuous
- was meeting
- were meeting
- was meeting
- were meeting
- were meeting
- were meeting
future
- shall meet
- will meet
- will meet
- shall meet
- will meet
- will meet
continuous present
- am meeting
- are meeting
- is meeting
- are meeting
- are meeting
- are meeting
subjunctive
- be met
- be met
- be met
- be met
- be met
- be met
diverse
- meet!
- let's meet!
- met
- meeting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for meet:
Related Words for "meet":
Synonyms for "meet":
Antonyms for "meet":
Related Definitions for "meet":
Wiktionary Translations for meet:
meet
Cross Translation:
verb
meet
verb
-
eerste begroeting
-
met iemand kennismaken en een gesprek voeren
-
bij toeval ontmoeten
-
in vergadering bijeenkomen, een vergadering bijwonen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• meet | → nakomen; naleven; uitvoeren; verrichten; vervullen; voltrekken | ↔ accomplir — achever entièrement. |
• meet | → aantreffen; ontmoeten; tegemoet treden; tegenkomen; treffen; aanboren | ↔ rencontrer — trouver en chemin une personne ou une chose. |
• meet | → vergaderen; zitting houden | ↔ siéger — Occuper un siège dans un organe officiel ou administratif. |
External Machine Translations: