Summary
English
Detailed Translations for pick apart from English to Dutch
pick apart: (*Using Word and Sentence Splitter)
- pick: plukken; oogsten; binnen halen; kiezen; uitzoeken; selecteren; uitkiezen; schiften; uitpikken; ziften; selectie toepassen; peuteren; pulken; houweel; klover; kluiven; knauwen; verkiezen; selectie; knagen; knabbelen; uitverkiezen; peuzelen; uitverkoring; orderverzamelen
- apart: apart; gescheiden; separaat; los van elkaar; afzonderlijk; vrijstaand; alleenstaand; op zich; losstaand; op zichzelf staand; uit elkaar; uiteen; van elkaar; uitelkaar; vaneen; van elkander; uit elkander; opgeheven; ontbonden; uiteengevallen; uiteengegaan
pick apart:
Translation Matrix for pick apart:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | criticise; criticize; knock |