Summary
English to Dutch: more detail...
-
railroad tie:
-
Wiktionary:
railroad tie → biels, dwarsligger -
Synonyms for "railroad tie":
tie; crosstie; sleeper; brace; bracing
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for railroad tie from English to Dutch
railroad tie: (*Using Word and Sentence Splitter)
- railroad: baan; spoor; spoorweg; rails; spoorbaan
- tie: stropdas; binden; vastmaken; knopen; vastbinden; knevelen; sjaal; das; shawl; halsdoek; vastknopen; aan elkaar knopen; aan elkaar binden; strikken; rijgen; dichtsnoeren; dichtrijgen; in de val laten lopen; vastsjorren; handenbinder; handenbindertje; vastleggen; verbinden; samenbinden; vastketenen; vastkluisteren; aaneenbinden
railroad tie:
Translation Matrix for railroad tie:
| Noun | Related Translations | Other Translations |
| - | crosstie; sleeper; tie |
Synonyms for "railroad tie":
Related Definitions for "railroad tie":
Wiktionary Translations for railroad tie:
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • railroad tie | → biels; dwarsligger | ↔ Schwelle — Gleisbau: einer der Balken, auf denen die Gleise ruhen |