Summary
English to Dutch: more detail...
- right:
-
Wiktionary:
- right → recht, correct, juist, rechts, rechtse, rechter
- right → rechts
- right → toch
- right → recht, rechts, rechterkant, gelijk
- right → verbeteren
- right → rechts, recht, aanspraak, bruikbaar, geschikt, doelmatig, gemakkelijk, gepast, passend, betamelijk, toepasselijk, behoorlijk, fatsoenlijk, keurig, voegzaam, welvoeglijk, direct, live, rechtstreeks, haaks, rechthoekig, loodrecht, loyaal, trouw, getrouw, trouwhartig, rechter-, vandehands, bevoegdheid, rechterkant, accuraat, nauwgezet, nauwkeurig, prompt, stipt, zorgvuldig, punctueel, goed, juist, waar, echt, eigenlijk, heus, waarachtig, gegrond, gelijk hebbend
English
Detailed Translations for right from English to Dutch
right:
-
right (correct; accurate; precise)
-
right (correct)
-
right
-
right (true; truethfull; precise; exact)
waar; juist; kloppend; precies; uitgerekend-
waar adj
-
juist adj
-
kloppend adj
-
precies adj
-
uitgerekend adj
-
-
right (agree; correct; fine; good)
-
right (just now; a moment ago)
-
right (fair; sporting)
-
right (appropriate; suitable; applicable; relevant; apposite; apt; fitting)
-
the right (justice; righteousness)
-
the right
-
right (right turn; to the right)
Translation Matrix for right:
Related Words for "right":
Synonyms for "right":
Antonyms for "right":
Related Definitions for "right":
Wiktionary Translations for right:
right
Cross Translation:
adjective
right
-
straight, not bent
- right → recht
-
complying with justice, correct
-
of direction
-
on the right side
- right → rechts
-
checking agreement
- right → toch
-
legal or moral entitlement
- right → recht
-
right, not left, side
- right → rechts
-
right-wing politicians and parties
- right → rechterkant
-
to correct
- right → verbeteren
noun
-
juistheid, recht
-
het geheel van rechtsregels en instituties van het recht
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• right | → rechts | ↔ rechts — die gegensätzliche Richtung/ Seite zu links. Dieser Pfeil \rightarrow \! zeigt nach rechts |
• right | → rechts | ↔ rechts — die politisch konservative Richtung charakterisierend |
• right | → recht; aanspraak | ↔ Anrecht — Berechtigung, eine Sache zu erwerben oder in Anspruch zu nehmen |
• right | → bruikbaar; geschikt; doelmatig; gemakkelijk; gepast; passend; betamelijk; toepasselijk; behoorlijk; fatsoenlijk; keurig; voegzaam; welvoeglijk | ↔ convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose. |
• right | → direct; live; recht; rechtstreeks; haaks; rechthoekig; loodrecht; loyaal; trouw; getrouw; trouwhartig; rechter-; rechts; vandehands | ↔ droit — Qui est du côté opposé à celui de son cœur (en supposant que son cœur est du même côté que pour la majorité des être humain), ou encore du côté de celui de la main qui sert à écrire chez la majorité (dans le cas où on parle de soi, car on utilise cet adjectif en adoptant le point de vue de la |
• right | → recht; bevoegdheid | ↔ droit — philosophie|fr fondement des règles, des codes, qui régissent les rapports des hommes dans la société. |
• right | → rechts; rechterkant | ↔ droite — côté droit. |
• right | → accuraat; nauwgezet; nauwkeurig; prompt; stipt; zorgvuldig; punctueel; goed; juist; recht | ↔ exact — Qui suivre rigoureusement la vérité, la convention. |
• right | → waar; echt; eigenlijk; heus; waarachtig; gegrond; gelijk hebbend; juist | ↔ vrai — Qui est conforme à la vérité, à ce qui est réellement. |
External Machine Translations: