Summary
English
Detailed Translations for send-off from English to Dutch
send-off: (*Using Word and Sentence Splitter)
- send: sturen; verzenden; opsturen; posten; toezenden; wegsturen; wegzenden; zenden; versturen; overmaken; doen toekomen; iem. iets sturen; leveren; brengen; bezorgen; aanleveren; overhandigen; afleveren; toeleveren; overschrijven; overboeken; geld overmaken; overzenden; bestellen; rondbrengen; thuisbezorgen
- off: uit; weg; vanaf deze plaats; klaar; gedaan; af; gereed; beëindigd; volbracht; fout; verkeerd; mis; foutief; ernaast; onjuist; ten onrechte; onwaar; eraf; ervandoor; ervantussen
send-off:
Translation Matrix for send-off:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | bon voyage; kickoff; start-off |
Synonyms for "send-off":
Related Definitions for "send-off":
send off:
Translation Matrix for send off:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | despatch; dispatch; get off; project; send | |
Other | Related Translations | Other Translations |
- | dispatch; send |
Synonyms for "send off":
Related Definitions for "send off":
Wiktionary Translations for send off:
send off
verb