Summary
English to Dutch:   more detail...
  1. she:
  2. Wiktionary:


English

Detailed Translations for she from English to Dutch

she:

she

  1. she
    zij; ze
    – derde persoon enkelvoud vrouwelijk, of meervoud, subject 1
    • zij
      • gaan Jan en Josien ook mee? Zij wel, maar hij niet1
    • ze
      • waar is Jopie? Ze zit in de tuin1

Translation Matrix for she:

NounRelated TranslationsOther Translations
zij side; silk
PronounRelated TranslationsOther Translations
ze she
zij she
OtherRelated TranslationsOther Translations
ze them; they
zij them; they

Wiktionary Translations for she:

she
en-pron
  1. person
she
pronoun
  1. ter aankondiging van een bepaling
  2. clitische vorm van zij (derde persoon vrouwelijk enkelvoud)
  3. 3e persoon enkelvoud vrouwelijk

Cross Translation:
FromToVia
she zij Sie(umgangssprachlich) ein Weibchen; ein weibliches Wesen
she zij elle — Pronom de la troisième personne du singulier féminin sujet

Related Translations for she