English
Detailed Translations for snap up from English to Dutch
snap up: (*Using Word and Sentence Splitter)
- snap: mooi; knap; fraai; attractief; goed ogend; welgevallig; koek; koekje; biscuit; biscuitje; kaakje; happen; toehappen; toebijten; dichtbijten; knappen; springen; klappen; ontploffen; exploderen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; knakken; wapperen; fladderen; snauwen; afsnauwen; afblaffen; afbekken; toesnauwen; elegant; sierlijk; gracieus; een knippend geluid maken; uitlijnen
- up: op; naar boven; bij; erbij; erop; aan; druk; geanimeerd; drukpratend; omhoog; opwaarts; naar boven toe
snap up:
Translation Matrix for snap up:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | grab; snaffle |