English
Detailed Translations for spoilage from English to Dutch
spoilage: (*Using Word and Sentence Splitter)
- spoil: verwennen; vertroetelen; aantasten; beschadigen; aanvreten; verknoeien; vergallen; verpesten; verkankeren; iets bederven; vergaan; bederven; rotten; verrotten; wegrotten; verknallen; verzieken; stukmaken; verbroddelen; verklungelen; verloederen; verslonzen
- age: eeuw; honderd jaar; leeftijd; periode; tijdperk; tijdvak; tijdsverloop; epoch; tijdsgewricht; epoche; tijd; ouderdom; oudheid; jaartelling; era; tijdrekening; rijpen; rijp worden; rangschikken naar ouderdom; ouderdomsrangschikking; ouderdom berekenen
spoilage:
Translation Matrix for spoilage:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | spoil; spoiling | |
Other | Related Translations | Other Translations |
- | wastepaper |