Interglot - "streak" translated from English to Dutch

English

Detailed Translations for streak from English to Dutch

the streak (flash of lightning; thunderbolt; bolt; clap of thunder)
de bliksemschicht; de bliksemslag; de bliksem; de flits; de bliksemflits
- bliksemschicht [de ~ (m)] nomen
- bliksemslag [de ~ (m)] nomen
- bliksem [de ~ (m)] nomen
- flits [de ~ (m)] nomen
- bliksemflits [de ~ (m)] nomen
the streak (stroke of the pen; shark; crease; pen line)
de haal; de kras; pennekras
- haal [de ~ (m)] nomen
- kras [de ~] nomen
- pennekras [znw.] nomen
the streak (characteristic; trait; feature)
het karaktertrekje; het trekje
- karaktertrekje [het ~] nomen
- trekje [het ~] nomen
the streak (flash; bolt)
de schicht
- schicht [de ~ (m)] nomen
the streak (flashlight)
de flits; het flitslicht
- flits [de ~ (m)] nomen
- flitslicht [het ~] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
bliksem	bolt; clap of thunder; flash of lightning; streak; thunderbolt	heat lightning; lightning; sheet lightning; summer lightning
bliksemflits	bolt; clap of thunder; flash of lightning; streak; thunderbolt
bliksemschicht	bolt; clap of thunder; flash of lightning; streak; thunderbolt
bliksemslag	bolt; clap of thunder; flash of lightning; streak; thunderbolt
flits	bolt; clap of thunder; flash of lightning; flashlight; streak; thunderbolt	flash
flitslicht	flashlight; streak
haal	crease; pen line; shark; streak; stroke of the pen	drag; puff; pull
karaktertrekje	characteristic; feature; streak; trait
kras	crease; pen line; shark; streak; stroke of the pen	graze; grazing shot; little scratch; scrape; scratch
pennekras	crease; pen line; shark; streak; stroke of the pen
schicht	bolt; flash; streak
trekje	characteristic; feature; streak; trait	drag; puff; pull
-	bar; run; stripe
Verb	Related Translations	Other Translations
-	blotch; mottle

run; succession
characteristic
stripe; marking
flash
move
run
mottle; blotch; color; colorize; colorise; colourise; colourize; colour; color in; colour in

a narrow marking of a different color or texture from the background¹
a distinctive characteristic¹
- he has a stubborn streak¹
- a streak of wildness¹
a sudden flash (as of lightning)¹
an unbroken series of events¹
- had a streak of bad luck¹
mark with spots or blotches of different color or shades of color as if stained¹
run naked in a public place¹
move quickly in a straight line¹
- The plane streaked across the sky¹

streak

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• streak	→ in discrediet brengen; herleiden; inkrimpen; reduceren; vereenvoudigen; zetten; ruïneren; te gronde richten; ten val brengen; verderven; aflaten; laten zakken; neerhalen; inkorten; verminderen; kleineren; afbreken; afgeven op; afkammen; trekken; een streep trekken; neerlaten; strijken; vellen; afdraaien; verlagen; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen	↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur.
• streak	→ lijn; streep; streek; schreef; band; reep; strook; straal; scheiding; haarscheiding; haal; schrap; wapenbalk	↔ raie — ligne tracer sur une surface.
• streak	→ schreef; streek; wapenbalk	↔ rayure — entaille, trace, éraflure faite sur une surface polie par un objet contondant.