English
Detailed Translations for ten-strike from English to Dutch
ten-strike: (*Using Word and Sentence Splitter)
- ten: tiental; tien
- strike: opvallen; raken; treffen; ontroeren; beroeren; poetsen; wrijven; oppoetsen; opblinken; opwrijven; staking; werkstaking; slaan; een klap geven; aanboren; grijpen; toeslaan; frapperen; werkonderbreking; gestaak; staken; in staking gaan; aansteken; ontsteken; vuur maken; doen branden; werkonderbreken; het werk neerleggen als protest; in staking zijn
ten-strike:
Translation Matrix for ten-strike:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | strike |