Summary
English
Detailed Translations for theatergoer from English to Dutch
theatergoer: (*Using Word and Sentence Splitter)
- theater: theater; aula; schouwburg; auditorium; gehoorzaal
- go: gaan; vertrekken; weggaan; opstappen; heengaan; opbreken; zich begeven; lopen; stappen; zich voortbewegen; weg; heen; vort; ksst; beurt; spelletje; rondje; afleggen; meters maken
theatergoer:
Translation Matrix for theatergoer:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | playgoer; theatregoer |