Interglot - "trunk" translated from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

trunk:
- kofferbak; koffer; achterbak; bagageruimte; kofferruimte; phylum; stam; romp; achterbakken; laadbakken
Wiktionary:
- trunk → stam, koffer, slurf, laadruimte, kofferbak
- trunk → koffer, bak, kist, schrijn, romp, tors, torso, slurf, snuit, olifantssnuit, tromp, boomstam

English

Detailed Translations for trunk from English to Dutch

the trunk (boot)
de kofferbak; de koffer; de achterbak; de bagageruimte; de kofferruimte
- kofferbak [de ~ (m)] nomen
- koffer [de ~ (m)] nomen
- achterbak [de ~ (m)] nomen
- bagageruimte [de ~ (v)] nomen
- kofferruimte [de ~ (v)] nomen
the trunk (shank; stick)
phylum; de stam
- phylum [znw.] nomen
- stam [de ~ (m)] nomen
the trunk (torso; body)
de romp
- romp [de ~ (m)] nomen
the trunk (coffer; containers; reservoirs)
de achterbakken; de laadbakken
- achterbakken [de ~] nomen, plural
- laadbakken [de ~] nomen, plural

Noun	Related Translations	Other Translations
achterbak	boot; trunk
achterbakken	coffer; containers; reservoirs; trunk	boots
bagageruimte	boot; trunk
koffer	boot; trunk
kofferbak	boot; trunk
kofferruimte	boot; trunk
laadbakken	coffer; containers; reservoirs; trunk	containers
phylum	shank; stick; trunk
romp	body; torso; trunk
stam	shank; stick; trunk	race; radical; stem; tribe
-	automobile trunk; body; bole; luggage compartment; proboscis; torso; tree trunk

a long flexible snout as of an elephant¹
compartment in an automobile that carries luggage or shopping or tools¹
- he put his golf bag in the trunk¹
luggage consisting of a large strong case used when traveling or for storage¹
the body excluding the head and neck and limbs¹
the main stem of a tree; usually covered with bark; the bole is usually the part that is commercially useful for lumber¹

trunk

noun

tree trunk
- trunk → stam
large suitcase or chest
- trunk → koffer
extended nasal organ of an elephant
- trunk → slurf
luggage storage compartment of a sedan/saloon style car
- trunk → koffer; laadruimte; kofferbak

trunk

noun

het gedeelte van een auto waar de bagage in geplaatst wordt
- kofferbak → boot; trunk
verlengde snuit van een olifant en van andere dieren
- slurf → trunk
biologie|nld een stengel, de dikke houtige stam van een plant
- stam → trunk
biologie|nld een boomstam, het deel van de boom tussen de wortels en de kruin
- stam → trunk

Cross Translation:

From	To	Via
• trunk	→ koffer; bak; kist; schrijn	↔ coffre — meuble en forme de caisse, en bois ou en métal, propre à enfermer diverses choses.
• trunk	→ romp; tors; torso	↔ torse — Tronc, corps sans tête et sans membres.
• trunk	→ slurf; snuit; olifantssnuit; tromp	↔ trompe — Trompe d’animal
• trunk	→ boomstam	↔ tronc — Traductions à trier suivant le sens