Summary
English to Dutch: more detail...
-
turnkey:
-
Wiktionary:
turnkey → kant-en-klaar -
Synonyms for "turnkey":
prison guard; jailer; jailor; gaoler; screw; lawman; law officer; peace officer; keeper
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for turnkey from English to Dutch
turnkey: (*Using Word and Sentence Splitter)
- turn: beurt; spelletje; rondje; draaien; wenden; zwenken; keren; omdraaien; bocht; draai; kromming; kromte; keer; wending; keerpunt; rollen; kantelen; ronddraaien; roteren; wentelen; verandering; ommekeer; kentering; ommezwaai; spoel; haspel; klos; winding; winder; werktuig om garen te winden; richtingsverandering; omkeren; iets omdraaien; omdraaiing; omwenteling; omtrekken; verbitteren; zwenking; vergrammen; afslaan; omslaan; tollen; rondtollen; kenteren; omwenden; ombladeren
- key: wig; keg; keil; toonsoort; toonaard; tonaliteit; sleutel; toets
turnkey:
Translation Matrix for turnkey:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | gaoler; jailer; jailor; prison guard; screw |
Synonyms for "turnkey":
Related Definitions for "turnkey":
Wiktionary Translations for turnkey:
turnkey
adjective
-
ready to use without further assembly
- turnkey → kant-en-klaar