Home ->Dictionaries ->English/Dutch ->Translate vessel

Translate vessel from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

vessel:
- vat; barrel; ton; fust; bak; emmer; pot; teil; kuip; boot; vaartuig; schip; schuit; scheepje; stoomschip; schuitje
Wiktionary:
- vessel → vaartuig, vat, hulsel, foedraal
- vessel → boot, schip, vaartuig, schuit, bouwplaats, pot, pul, vaas, vat, kan, pan

English

Detailed Translations for vessel from English to Dutch

vessel:

vessel [the ~] nomen

the vessel (barrel; bucket; vat; tub; cask; drum; pan; pail; butt; hold)
de vat; de barrel; de ton; het fust; de bak; de emmer; de pot; de teil; de kuip
- vat [de ~ (m)] nomen
- barrel [de ~ (m)] nomen
- ton [de ~] nomen
- fust [het ~] nomen
- bak [de ~ (m)] nomen
- emmer [de ~ (m)] nomen
- pot [de ~ (m)] nomen
- teil [de ~] nomen
- kuip [de ~] nomen
the vessel (ship; boat; craft)

– a craft designed for water transportation ¹
de boot; het schip
– voertuig waarmee je vaart ²
- boot [de ~] nomen
  - we zijn met een boot over de rivier gevaren²
- schip [het ~] nomen
  - het schip legde aan in de haven²
de vaartuig; de schuit; het scheepje; het stoomschip; het schuitje
- vaartuig [de ~] nomen
- schuit [de ~] nomen
- scheepje [het ~] nomen
- stoomschip [het ~] nomen
- schuitje [het ~] nomen
the vessel
de boot
- boot [de ~] nomen

Translation Matrix for vessel:

Noun	Related Translations	Other Translations
bak	barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel	bin; cat's box; container; convict prison; correctional center; detention centre; feed box; food bowl; holder; jail; jest; joke; penitentiary; pleasantry; prison; prison camp; reservoir; tank; trough
barrel	barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel
boot	boat; craft; ship; vessel
emmer	barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel
fust	barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel
kuip	barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel	barrel; tub
pot	barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel	cash for playing; casserole; chamber pot; competition; contest; cooking-pot; dike; dyke; game; lesbian; match; play; pool; pot; saucepan; set; stakes; stew-pan; stewing-pan; stewpan; wee-wee
scheepje	boat; craft; ship; vessel
schip	boat; craft; ship; vessel
schuit	boat; craft; ship; vessel
schuitje	boat; craft; ship; vessel
stoomschip	boat; craft; ship; vessel	steamboat; steamer; steamship
teil	barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel
ton	barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel
vaartuig	boat; craft; ship; vessel
vat	barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel
-	vas; watercraft

Related Words for "vessel":

vessels

Synonyms for "vessel":

vas; tube; tube-shaped structure
watercraft; craft
container

Related Definitions for "vessel":

a craft designed for water transportation¹
an object used as a container (especially for liquids)¹
a tube in which a body fluid circulates¹

Wiktionary Translations for vessel:

vessel

noun

craft
- vessel → vaartuig
container
- vessel → vat; hulsel
tube or canal that carries fluid in an animal or plant
- vessel → vat

vessel

noun

passend gemaakte doos
- foedraal → box; container; holder; jug; socket; vessel
een vervoermiddel voor vervoer over wateroppervlakten
- vaartuig → craft; vessel
ader
- vat → vessel

Cross Translation:

From	To	Via
• vessel	→ boot; schip; vaartuig; schuit	↔ bateau — Ouvrage flottant destiné à la navigation
• vessel	→ bouwplaats	↔ chantier — lieu où l’on ranger, où l’on entasse des piles de gros bois à brûler, de bois de charpente, ou de charronnage.
• vessel	→ pot; pul; vaas; vat; kan; pan	↔ pot — vase de terre ou de métal servant à divers usages.
• vessel	→ vat; schip	↔ vaisseau — (vieilli) vase, ustensile, de toute matière, destiner à contenir des liquides.

Related Translations for vessel