English
Detailed Translations for washbowl from English to Dutch
washbowl: (*Using Word and Sentence Splitter)
- wash: wassen; uitwassen; afspoelen; schoonmaken; reinigen; zuiveren; golfslag; schoonpoetsen; omslaan van golven; kielzog; kielwater; uitspoelen; omspoelen met water
- bowl: beker; bokaal; cup; bowl; teiltje; zonsopgang; dageraad; ochtendgloren; ochtendstond; aanbreken van de dag; morgenschemering; bekken; bassin; waterbekken
washbowl:
Translation Matrix for washbowl:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | basin; handbasin; lavabo; lavatory; wash-hand basin; washbasin; washstand |