Interglot - "tapiz" translated from Spanish to Dutch

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

tapiz:
- tapijt; karpet; vloerkleed; vloerbedekking; tapijtje; wandkleed; gobelin; wandtapijt
Wiktionary:
- tapiz → tapijt
- tapiz → gobelin, wandtapijt, behang

Spanish

Detailed Translations for tapiz from Spanish to Dutch

el tapiz (alfombra; moqueta; alfombrado)
het tapijt; het karpet; het vloerkleed
- tapijt [het ~] nomen
- karpet [het ~] nomen
- vloerkleed [het ~] nomen
el tapiz (moqueta; alfombra)
het tapijt; de vloerbedekking; het tapijtje
- tapijt [het ~] nomen
- vloerbedekking [de ~ (v)] nomen
- tapijtje [het ~] nomen
el tapiz (tapiz mural; gobelino)
het wandkleed; de gobelin; het wandtapijt
- wandkleed [het ~] nomen
- gobelin [de ~ (m)] nomen
- wandtapijt [het ~] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
gobelin	gobelino; tapiz; tapiz mural
karpet	alfombra; alfombrado; moqueta; tapiz
tapijt	alfombra; alfombrado; moqueta; tapiz
tapijtje	alfombra; moqueta; tapiz
vloerbedekking	alfombra; moqueta; tapiz
vloerkleed	alfombra; alfombrado; moqueta; tapiz
wandkleed	gobelino; tapiz; tapiz mural
wandtapijt	gobelino; tapiz; tapiz mural

tapiz

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• tapiz	→ gobelin; wandtapijt	↔ tapestry — a heavy woven cloth, often with decorative pictorial designs, normally hung on walls
• tapiz	→ behang; wandtapijt	↔ tapisserie — ouvrage fait à l’aiguille sur du canevas, avec de la laine, de la soie, etc.