Summary
Spanish to Dutch: more detail...
- cargos:
- cargo:
-
Wiktionary:
- cargo → aanklacht, functie, positie, zetel
- cargo → functie, aanklacht, beschuldiging, telastlegging, tenlastelegging, aangifte, accusatie, graad, mate, trap, ambt, baan, betrekking, werkkring, plaats, dienst, magazijn, provisiekamer, provisiekast, voorraadkamer, zucht, beklag, klacht
Spanish
Detailed Translations for cargos from Spanish to Dutch
cargos:
Translation Matrix for cargos:
Noun | Related Translations | Other Translations |
ambten | cargos | |
functies | cargos; funciones; puestos |
Related Words for "cargos":
cargo:
-
el cargo (trabajo; actividad; empleo; obra)
-
el cargo (carga; lastre; camionada; tonelada)
-
el cargo (carga; peso; cargamento)
-
el cargo (función; puesto; oficio)
-
el cargo (cargamento; flete; estiba; peso; carga; mercancía; porte; gravamen; lastre; imputación; camionada)
het vrachtgoed -
el cargo (acusación; inculpación; querella; imputación)
-
el cargo (carga; embarque)
-
el cargo (camionada; carga; cargamento; carretada)
de karrenvracht
Translation Matrix for cargo:
Related Words for "cargo":
Synonyms for "cargo":
Wiktionary Translations for cargo:
cargo
Cross Translation:
noun
-
bij de rechtbank ingediende beschuldiging of klacht
-
positie binnen een bedrijf of organisatie
-
een vaste betrekking
-
lidmaatschap van een raad of vergadering, meestal met een beperkt aantal leden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• cargo | → functie | ↔ function — professional or official position |
• cargo | → aanklacht; beschuldiging; telastlegging; tenlastelegging; aangifte; accusatie | ↔ accusation — action en justice par laquelle on accuser quelqu’un. |
• cargo | → graad; mate; trap | ↔ degré — espace compris entre deux marches d’un escalier. |
• cargo | → aangifte; aanklacht | ↔ dénonciation — action de dénoncer ; signification officielle. |
• cargo | → ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats; functie | ↔ fonction — Activité qui tend à un but précis |
• cargo | → dienst; magazijn; provisiekamer; provisiekast; voorraadkamer; ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats | ↔ office — Fonction, emploi |
• cargo | → zucht; beklag; aanklacht; klacht; beschuldiging; telastlegging; tenlastelegging; aangifte; accusatie | ↔ plainte — Traductions à trier suivant le sens |
External Machine Translations: