Detailed Translations for decreta from Spanish to Dutch
decretar:
-
gebieden;
voorschrijven;
gelasten
-
gebieden
verb
(gebied, gebiedt, gebood, geboden, geboden)
-
voorschrijven
verb
(schrijf voor, schrijft voor, schreef voor, schreven voor, voorgeschreven)
-
gelasten
verb
(gelast, gelastte, gelastten, gelast)
-
voorschrijven;
bevelen;
gelasten;
gebieden;
dicteren
-
voorschrijven
verb
(schrijf voor, schrijft voor, schreef voor, schreven voor, voorgeschreven)
-
bevelen
verb
(beveel, beveelt, beval, bevolen, bevolen)
-
gelasten
verb
(gelast, gelastte, gelastten, gelast)
-
gebieden
verb
(gebied, gebiedt, gebood, geboden, geboden)
-
dicteren
verb
(dicteer, dicteert, dicteerde, dicteerden, gedicteerd)
-
ordonneren;
decreteren;
verordenen;
verordineren;
afkondigen
-
-
decreteren
verb
(decreteer, decreteert, decreteerde, decreteerden, gedecreteerd)
-
verordenen
verb
(verorden, verordent, verordende, verordenden, verordend)
-
verordineren
verb
(verordineer, verordineert, verordineerde, verordineerden, verordineerd)
-
afkondigen
verb
(kondig af, kondigt af, kondigde af, kondigden af, afgekondigd)
-
leiden;
aanvoeren;
commanderen;
bevel voeren over;
leidinggeven
-
leiden
verb
(leid, leidt, leidde, leidden, geleid)
-
aanvoeren
verb
(voer aan, voert aan, voerde aan, voerden aan, aangevoerd)
-
commanderen
verb
(commandeer, commandeert, commandeerde, commandeerden, gecommandeerd)
-
-
leidinggeven
verb
(geef leiding, geeft leiding, gaf leiding, gaven leiding, leiding gegeven)
-
bevelen;
gelasten;
opdragen;
commanderen;
verordenen;
decreteren;
gebieden
-
bevelen
verb
(beveel, beveelt, beval, bevolen, bevolen)
-
gelasten
verb
(gelast, gelastte, gelastten, gelast)
-
opdragen
verb
(draag op, draagt op, droeg op, droegen op, opgedragen)
-
commanderen
verb
(commandeer, commandeert, commandeerde, commandeerden, gecommandeerd)
-
verordenen
verb
(verorden, verordent, verordende, verordenden, verordend)
-
decreteren
verb
(decreteer, decreteert, decreteerde, decreteerden, gedecreteerd)
-
gebieden
verb
(gebied, gebiedt, gebood, geboden, geboden)
-
opdragen;
decreteren;
bevelen;
verordenen;
verordonneren;
gelasten;
gebieden;
commanderen
-
opdragen
verb
(draag op, draagt op, droeg op, droegen op, opgedragen)
-
decreteren
verb
(decreteer, decreteert, decreteerde, decreteerden, gedecreteerd)
-
bevelen
verb
(beveel, beveelt, beval, bevolen, bevolen)
-
verordenen
verb
(verorden, verordent, verordende, verordenden, verordend)
-
verordonneren
verb
(verordonneer, verordonneert, verordonneerde, verordonneerden, verordonneerd)
-
gelasten
verb
(gelast, gelastte, gelastten, gelast)
-
gebieden
verb
(gebied, gebiedt, gebood, geboden, geboden)
-
commanderen
verb
(commandeer, commandeert, commandeerde, commandeerden, gecommandeerd)
Conjugations for decretar:
presente
- decreto
- decretas
- decreta
- decretamos
- decretáis
- decretan
imperfecto
- decretaba
- decretabas
- decretaba
- decretábamos
- decretabais
- decretaban
indefinido
- decreté
- decretaste
- decretó
- decretamos
- decretasteis
- decretaron
fut. de ind.
- decretaré
- decretarás
- decretará
- decretaremos
- decretaréis
- decretarán
condic.
- decretaría
- decretarías
- decretaría
- decretaríamos
- decretaríais
- decretarían
pres. de subj.
- que decrete
- que decretes
- que decrete
- que decretemos
- que decretéis
- que decreten
imp. de subj.
- que decretara
- que decretaras
- que decretara
- que decretáramos
- que decretarais
- que decretaran
miscelánea
- ¡decreta!
- ¡decretad!
- ¡no decretes!
- ¡no decretéis!
- decretado
- decretando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for decretar:
Synonyms for "decretar":
Wiktionary Translations for decretar:
decretar
verb
-
bij decreet vaststellen
External Machine Translations: