Interglot - "inspección" translated from Spanish to Dutch

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

inspección:
- controle; inspectie; inzage; controledienst; keuring; bezichtigen; bezichtiging; kennisneming; onderhoudsbeurt; visitatie
Wiktionary:
- inspección → inspectie, toezicht
- inspección → controle, onderzoek, inspectie, check-up, supervisie, verificatie, opzicht, toezicht

Spanish

Detailed Translations for inspección from Spanish to Dutch

la inspección
de controle; de inspectie
- controle [de ~] nomen
- inspectie [de ~ (v)] nomen
la inspección
de inzage
- inzage [de ~] nomen
la inspección
de controledienst
- controledienst [de ~ (m)] nomen
la inspección
de inspectie
- inspectie [de ~ (v)] nomen
la inspección (examen; revisión; control)
de keuring
- keuring [de ~ (v)] nomen
la inspección (visita)
bezichtigen; de bezichtiging
- bezichtigen [znw.] nomen
- bezichtiging [de ~ (v)] nomen
la inspección (tener conocimiento; examen; exámenes)
de kennisneming
- kennisneming [de ~ (v)] nomen
la inspección (servicio)
de onderhoudsbeurt
- onderhoudsbeurt [de ~] nomen
la inspección (visita; revisión; investigación; supervisión; inspecciones)
de visitatie
- visitatie [de ~ (v)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
bezichtigen	inspección; visita
bezichtiging	inspección; visita
controle	inspección	administración; autocontrol; control; custodia; dominio de sí mismo; gerencia; gestión; inspecciónde la tarjeta; supervisión; vigilancia
controledienst	inspección
inspectie	inspección	análisis; control; estudio; examen; exploración; investigación; test
inzage	inspección
kennisneming	examen; exámenes; inspección; tener conocimiento
keuring	control; examen; inspección; revisión
onderhoudsbeurt	inspección; servicio
visitatie	inspecciones; inspección; investigación; revisión; supervisión; visita
Verb	Related Translations	Other Translations
bezichtigen		controlar; examinar; inspeccionar; ir a ver; pasar revista a; repasar; verificar; visitar

inspección

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• inspección	→ controle	↔ check — an inspection or examination
• inspección	→ onderzoek; inspectie	↔ inspection — the act of examining something, often closely
• inspección	→ check-up; controle; supervisie; verificatie; opzicht; toezicht	↔ contrôle — désuet\|fr État nominatif des personnes qui appartenir à un corps, à une troupe.

External Machine Translations: