Interglot - "permanencia" translated from Spanish to Dutch

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

permanencia:
- verblijf; optrekje; huis; stulp; woonplaats; voortduring
Wiktionary:
- permanencia → duurzaamheid, permanentie, bestendigheid, oponthoud, verblijf

Spanish

Detailed Translations for permanencia from Spanish to Dutch

la permanencia (casilla; residencia; alojamiento; estancia; casita; caseta; campana de cristal)
het verblijf; het optrekje; de stulp
- verblijf [het ~] nomen
- optrekje [het ~] nomen
- stulp [de ~] nomen
het huis
– gebouw dat bedoeld is om in te wonen ¹
- huis [het ~] nomen
  - wij wonen in een oud huis¹
la permanencia (domicilio; residencia; vivienda; hogar; base)
de woonplaats
- woonplaats [de ~] nomen
la permanencia (continuación)
de voortduring
- voortduring [de ~ (v)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
huis	alojamiento; campana de cristal; caseta; casilla; casita; estancia; permanencia; residencia	apartamento; casa; habitación; residencia
optrekje	alojamiento; campana de cristal; caseta; casilla; casita; estancia; permanencia; residencia	casita
stulp	alojamiento; campana de cristal; caseta; casilla; casita; estancia; permanencia; residencia
verblijf	alojamiento; campana de cristal; caseta; casilla; casita; estancia; permanencia; residencia	casa; residencia
voortduring	continuación; permanencia
woonplaats	base; domicilio; hogar; permanencia; residencia; vivienda

Cross Translation:

From	To	Via
• permanencia	→ duurzaamheid; permanentie; bestendigheid	↔ Permanenz — ununterbrochene Dauer, ununterbrochener Zeitraum
• permanencia	→ oponthoud; verblijf	↔ séjour — Demeure