Interglot - salida: Spanish and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Spanish

Detailed Translations for salida from Spanish to Dutch

la salida
het vertrek; de afreis
- vertrek [het ~] nomen
- afreis [de ~] nomen
la salida
de afrit
- afrit [de ~ (m)] nomen
la salida
de uitvoer
- uitvoer [de ~ (m)] nomen
la salida (desinencia; escape; escapatoria)
de uitgang; de uitloop; de uitweg
- uitgang [de ~ (m)] nomen
- uitloop [de ~ (m)] nomen
- uitweg [de ~ (m)] nomen
la salida (salida de vehículos)
de uitrit
- uitrit [de ~ (m)] nomen
la salida (éxodo)
de exodus; de uittocht
- exodus [de ~ (m)] nomen
- uittocht [de ~ (m)] nomen
la salida (remedio; recurso; arbitrio; medio auxiliar)
de ressource; het hulpmiddel; het redmiddel
- ressource [de ~] nomen
- hulpmiddel [het ~] nomen
- redmiddel [het ~] nomen
la salida (partida)
de afvaart; uitvaren; afvaren
- afvaart [de ~] nomen
- uitvaren [znw.] nomen
- afvaren [znw.] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
afreis	salida
afrit	salida
afvaart	partida; salida
afvaren	partida; salida
exodus	salida; éxodo	ocio; vacío
hulpmiddel	arbitrio; medio auxiliar; recurso; remedio; salida
redmiddel	arbitrio; medio auxiliar; recurso; remedio; salida
ressource	arbitrio; medio auxiliar; recurso; remedio; salida
uitgang	desinencia; escapatoria; escape; salida
uitloop	desinencia; escapatoria; escape; salida
uitrit	salida; salida de vehículos
uittocht	salida; éxodo
uitvaren	partida; salida
uitvoer	salida	exportación
uitweg	desinencia; escapatoria; escape; salida	contestación; escape
vertrek	salida	cuarto
Verb	Related Translations	Other Translations
afvaren		hacerse a la mar; salir navegando; salir velando; zarpar
uitvaren		desatarse contra; hacerse a la mar; zarpar

salida

noun

een verkeersweg waarlangs men naar beneden van een autoweg of autosnelweg af kan rijden
- afrit → salida
een uitrit die van een snelweg afvoert
- afslag → salida
wegvaren van de wal van een vaartuig
- afvaart → salida
het volume product dat aan consumenten verkocht wordt
- afzet → consumo; salida
een weg waarlangs men een ruimte verlaten kan
- uitgang → salida
een plaats of opening waardoor of waarlangs men kan of moet uitrijden
- uitrit → salida
de actie van het vertrekken of weggaan
- vertrek → partida; salida

Cross Translation:

From	To	Via
• salida	→ vertrek	↔ departure — The act of departing
• salida	→ uitgang	↔ exit — passage from inside to outside
• salida	→ uitgang	↔ exit — way out
• salida	→ startlijn	↔ start — beginning point of a race
• salida	→ afrit	↔ Abfahrt — Abfahrt von einer Autobahn
• salida	→ vertrek	↔ Abfahrt — Beginn einer Fahrt (meist zu einem bestimmten Zeitpunkt oder ab einem bestimmten, örtlich festgelegten Punkt)
• salida	→ vertrek	↔ départ — Action de quitter
• salida	→ afrit; afvaart; vertrek	↔ départ — moment précis de l'action de partir.
• salida	→ afrit; uitgang; uitweg	↔ issue — sortie, lieu par où l’on sortir.
• salida	→ exodus; uittocht; besteding; vertering; uitgaaf; afrit; uitgang; uitweg	↔ sortie — action de sortir.

External Machine Translations: