Summary
Spanish to Dutch:   more detail...
  1. wáter:
  2. Wiktionary:
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. water:
  2. wateren:
  3. Wiktionary:


Spanish

Detailed Translations for water from Spanish to Dutch

wáter:

wáter [el ~] nomen

  1. el wáter (lavabo; servicios; baño; letrina; retrete)
    het toilet; de plee; de WC; het closet

Translation Matrix for wáter:

NounRelated TranslationsOther Translations
WC baño; lavabo; letrina; retrete; servicios; wáter
closet baño; lavabo; letrina; retrete; servicios; wáter
plee baño; lavabo; letrina; retrete; servicios; wáter
toilet baño; lavabo; letrina; retrete; servicios; wáter

Synonyms for "wáter":



Wiktionary Translations for water:


Cross Translation:
FromToVia
water advocatenkantoor; privaat; toilet; gemak; plee; kleinste kamertje cabinet — Petite pièce retirée.

External Machine Translations:


Dutch

Detailed Translations for water from Dutch to Spanish

water:

water [het ~] nomen

  1. het water
    el agua

Translation Matrix for water:

NounRelated TranslationsOther Translations
agua water

Related Words for "water":

  • wateren, waters, watertje, watertjes

Related Definitions for "water":

  1. rivier, beek of meer1
    • we stonden voor een diep water1
  2. vloeistof waaruit zeeën en rivieren bestaan1
    • het menselijk lichaam bestaat voor 90 procent uit water1

Wiktionary Translations for water:


Cross Translation:
FromToVia
water agua Wasserkein Plural: die chemische Verbindung (Diwasserstoffoxid), der Stoff H2O in flüssigem Aggregatzustand, die aus Wasserstoff und Sauerstoff zusammengesetzt ist
water agua water — clear liquid H₂O
water agua water — one of the four elements in alchemy
water aguas menores water — urine
water agua eau — Liquide transparent

water form of wateren:

wateren verb (water, watert, waterde, waterden, gewaterd)

  1. wateren (urineren; plassen)

Conjugations for wateren:

o.t.t.
  1. water
  2. watert
  3. watert
  4. wateren
  5. wateren
  6. wateren
o.v.t.
  1. waterde
  2. waterde
  3. waterde
  4. waterden
  5. waterden
  6. waterden
v.t.t.
  1. heb gewaterd
  2. hebt gewaterd
  3. heeft gewaterd
  4. hebben gewaterd
  5. hebben gewaterd
  6. hebben gewaterd
v.v.t.
  1. had gewaterd
  2. had gewaterd
  3. had gewaterd
  4. hadden gewaterd
  5. hadden gewaterd
  6. hadden gewaterd
o.t.t.t.
  1. zal wateren
  2. zult wateren
  3. zal wateren
  4. zullen wateren
  5. zullen wateren
  6. zullen wateren
o.v.t.t.
  1. zou wateren
  2. zou wateren
  3. zou wateren
  4. zouden wateren
  5. zouden wateren
  6. zouden wateren
diversen
  1. water!
  2. watert!
  3. gewaterd
  4. waterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wateren:

NounRelated TranslationsOther Translations
mear plassen; zeiken
orinar plassen; zeiken
VerbRelated TranslationsOther Translations
hacer pis plassen; urineren; wateren
mear plassen; urineren; wateren zemelen
orinar plassen; urineren; wateren

Related Words for "wateren":


Wiktionary Translations for wateren:

wateren
verb
  1. urine uitscheiden

Cross Translation:
FromToVia
wateren aguas water — body of water, or specific part of it
wateren pis wee — to urinate
wateren orinar urinieren — (intransitiv) Urin ausscheiden; Harn, Wasser lassen
wateren abrevar abreuverfaire boire (un animal, particulièrement un cheval).
wateren regar; abrevar; aguar arroserhumecter, mouiller quelque chose en versant de l’eau dessus, ou quelque autre liquide.

External Machine Translations:

Related Translations for water