Spanish
Detailed Translations for guadañar from Spanish to Dutch
guadañar: (*Using Word and Sentence Splitter)
- guía: begeleider; gids; loods; leidsman; reisleider; reisleidster; informatieboek; reisbegeleider; handleiding; wegwijzer; begeleidster; rondleider; reisgids; reisboek; reiswijzer; leidraad; gebruiksaanwijzing; aanwijzingen; handboek; instructies; tijdschema; sponning; opleidster; dienstregeling; promotor; hulplijn; spoorboekje; hopman; bevorderaar
- dañar: aantasten; beschadigen; bederven; aanvreten; kwetsen; pijn doen; krenken; grieven; zeer doen; verwonden; blesseren; bezeren; bezoedelen; eer door het slijk halen; benadelen; schaden; afbreuk doen aan; deren; kwaad doen; nadelig zijn; in elkaar slaan; moeren; kapotmaken; mollen; kwaadspreken; toetakelen; lasteren; belasteren; smaden; nadeel berokkenen