Spanish
Detailed Translations for pasantía from Spanish to Dutch
pasantía: (*Using Word and Sentence Splitter)
- pasar: plaatsvinden; voordoen; voorvallen; gebeuren; plaats vinden; geschieden; plaats hebben; verlopen; vervallen; aflopen; vergaan; verstrijken; inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden; doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondvertellen; rondbrieven; aankomen; bezoeken; langskomen; langsgaan; voorbijkomen; op visite gaan; iemand opzoeken; afsluiten; overgaan; sluiten; overschrijven; overboeken; toedoen; geld overmaken; dichtdoen; overzenden; toemaken; overkomen; doorkomen; sterven; overlijden; doodgaan; omkomen; kapotgaan; teruggaan; instorten; zinken; verteren; achteruitgaan; bezwijken; verrotten; wegrotten; tenondergaan; toegaan; overschrijden; overheen gaan; rijzen; oprijzen; overheen trekken; doorhalen; voorbijlopen; erdoor komen; snel bewegen
- tía: tante; vrouw; wijf; griet; leraar; meester; leerkracht; onderwijzer; pedant; schoolmeester; leraar op basisschool; wicht
- pasarse: doorschieten; naar de vijand overlopen
Spelling Suggestions for: pasantía
Wiktionary Translations for pasantía:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pasantía | → stage | ↔ internship — job taken by a student |
External Machine Translations: