Interglot - desviar: Spanish and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Remove Ads

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

desviar:
- pareren; afweren; weren; afwenden; afkeren; omleiden; doorverbinden; aftakken; vertakken; omleggen
Wiktionary:
- desviar → omleiden, omschakelen
- desviar → omleiden, verstrooien, afslaan, afwijken

Spanish

Detailed Translations for desviar from Spanish to Dutch

desviar:

desviar verb

desviar (parar)
pareren; afweren; weren
- pareren verb (pareer, pareert, pareerde, pareerden, gepareerd)
- afweren verb (weer af, weert af, weerde af, weerden af, afgeweerd)
- weren verb (weer, weert, weerde, weerden, geweerd)
desviar (volver la espalda; apartar; apartarse)
afwenden; afkeren
- afwenden verb (wend af, wendt af, wendde af, wendden af, afgewend)
- afkeren verb (keer af, keert af, keerde af, keerden af, afgekeerd)
desviar
omleiden
- omleiden verb (leid om, leidt om, leidde om, leidden om, omgeleid)
desviar
doorverbinden
- doorverbinden verb (verbind door, verbindt door, verbond door, verbonden door, doorverbonden)
desviar (separarse; ramificarse; dividirse)
aftakken; vertakken
- aftakken verb (tak af, takt af, takte af, takten af, afgetakt)
- vertakken verb (vertak, vertakt, vertakte, vertakten, vertakt)
desviar (rodear; cercar)
omleggen
- omleggen verb (leg om, legt om, legde om, legden om, omgelegd)

Conjugations for desviar:

presente

desvío
desvías
desvía
desviamos
desviáis
desvían

imperfecto

desviaba
desviabas
desviaba
desviábamos
desviabais
desviaban

indefinido

desvié
desviaste
desvió
desviamos
desviasteis
desviaron

fut. de ind.

desviaré
desviarás
desviará
desviaremos
desviaréis
desviarán

condic.

desviaría
desviarías
desviaría
desviaríamos
desviaríais
desviarían

pres. de subj.

que desvíe
que desvíes
que desvíe
que desviemos
que desviéis
que desvíen

imp. de subj.

que desviara
que desviaras
que desviara
que desviáramos
que desviarais
que desviaran

miscelánea

¡desvía!
¡desviad!
¡no desvíes!
¡no desviéis!
desviado
desviando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for desviar:

Noun	Related Translations	Other Translations
afkeren		apartarse
aftakken		bifurcación; ramal; ramificación
afwenden		apartar; evitar
afweren		defender; defenderse
vertakken		bifurcación; ramal; ramificación
weren		defender; defenderse
Verb	Related Translations	Other Translations
afkeren	apartar; apartarse; desviar; volver la espalda
aftakken	desviar; dividirse; ramificarse; separarse
afwenden	apartar; apartarse; desviar; volver la espalda	apartar; distraer; parar; volver; volverse
afweren	desviar; parar	defender
doorverbinden	desviar	comunicar; conectar; ligar; transferencia; unir; vincular
omleggen	cercar; desviar; rodear
omleiden	desviar	redirigir
pareren	desviar; parar
vertakken	desviar; dividirse; ramificarse; separarse
weren	desviar; parar	defender; evitar; prevenir
Not Specified	Related Translations	Other Translations
doorverbinden		desvío de llamadas

Synonyms for "desviar":

bizcar; bizcornear; embizcar; extraviar los ojos
extraviar; desorientar; decaminar

Wiktionary Translations for desviar:

desviar

verb

het uitzetten van een alternatief pad rondom een ontoegankelijk deel van de weg
- omleiden → desviar; derivar
(overgankelijk)
- omschakelen → conmutar; desviar

Cross Translation:

From	To	Via
• desviar	→ omleiden	↔ detour — transitive: to direct or send on a detour
• desviar	→ verstrooien	↔ scatter — physics: to deflect
• desviar	→ afslaan; afwijken	↔ dévier — Se détourner, être détourné de sa direction.

External Machine Translations:

Related Translations for desviar

desviar la mirada